Tijdens lockdown kun je het beste wonen in het kerklied
Zou de huidige schaarste aan het kerklied kunnen zorgen voor een nog bewustere omgang met de schat die de kerk met het kerklied in handen heeft? Laten we daar gelijk maar mee beginnen!
„Houdt dan de lofzang gaande voor God die leven laat.” Deze zin uit de berijming van Psalm 107 van dichter/theoloog Willem Barnard (1920-2010) wordt in protestantse kring regelmatig geciteerd. Hoewel de zin weinig van doen lijkt te hebben met de onberijmde tekst, vatten veel kerkmusici deze op als een aansporing om zich zondag aan zondag volledig toe te wijden aan hun taak: het zo goed mogelijk verzorgen van de kerkmuziek. De coronacrisis heeft die taak er niet eenvoudiger op gemaakt. ”Gods lof op de lippen” is allesbehalve vanzelfsprekend. Althans, het zo vertrouwde zingen van gemeente en cantorij dreigt voor onbepaalde tijd gedeeltelijk of zelfs geheel te verstommen. Het kerklied is plotseling een schaars artikel.
Gemeentezang, een uniek fenomeen. Vrij naar Bernard Huijbers (1922-2003) is de zingende gemeente ”podium en zaal tegelijk”. Gemeentezang is dan ook niet in de eerste plaats om naar te luisteren, maar om te doen. En juist dát missen we tijdens de diensten.
Nog maar eens Willem Barnard: „Ik zing niet om te uiten, maar om al zingende te innen. Ik zing uit ademnood. Zoals ik ook kerkliederen en in het algemeen liturgische teksten heb geschreven, niet omdat ik het geloofde, maar opdat, om mijzelf het geloof te binnen te brengen.”
Rijke traditie
Onlinediensten bieden, zo goed en zo kwaad als het gaat, de gelegenheid om een vierende en ademende gemeenschap te zijn van mensen die zich laten dragen door de liturgie en ook thuis zingend geloven. Gelukkig zijn er plekken waar kerkmusici met een klein aantal trouwe zangers moedig standhouden, creatieve oplossingen bedenken en zodoende levende kerkmuziek niet laten verdringen door het inpassen van YouTube-filmpjes in onlinevieringen. Waarom zouden we ook? Als het niet zingend kan, kan het altijd nog instrumentaal. We hebben tenslotte een rijke traditie aan koraalvoorspelen, koraalpartita’s, orgelverzen enzovoort.
Buiten de liturgie zijn er eveneens tal van initiatieven die het kerklied levend houden door middel van bijvoorbeeld podcasts, video’s en artikelen over het kerklied. De grote rooms-katholieke componist Max Reger (1873-1916) merkte in zijn tijd op dat de protestanten geen idee hadden welke schat ze bezaten in het koraal.
Zou de huidige schaarste aan het kerklied kunnen zorgen voor een nog bewustere omgang met de schat die de kerk met het kerklied in handen heeft? Laten we daar in ieder geval ons best voor doen en er gelijk maar een begin mee maken!
Aanstekelijk
We leven kort na de Epifaniëntijd. Dit uit de vierde eeuw daterende feest viert de verschijning van de Messias aan alle volken, waarbij ook het bezoek van de wijzen uit het Oosten aan de orde komt. Wie de tijd neemt om de in Liedboek 2013 aangereikte liederen voor de Epifaniëntijd door te lezen en te zingen, komt veel moois tegen.
Als een van de eerste liederen in de rubriek ”Getijden van het jaar – Epifaniëntijd” treffen we het lied ”Puer natus in Bethlehem” aan in een vertaling van Bernard Smilde (1922-2014). Smilde zoomt met zijn versie van dit middeleeuwse kerstlied in op de Wijzen („De koningen uit het Oostenland…” (strofe 2)), waardoor het op zijn plek valt op het feest van Epifanie/Driekoningen. De voorreformatorische melodie heeft door de ritmiek een aanstekelijke en feestelijke werking. Wie de gelegenheid heeft om zichzelf zingend te begeleiden op een slaginstrument, zal dit zeker ervaren…
Enkele oude hymnen die in het Liedboek voor de Kerken 1973 stonden, ontbreken in Liedboek 2013 of hebben een ”latere” melodie meegekregen. Zo niet Gezang (ik blijf dat woord gebruiken) 516, ”Van ’t vroeglicht van de dageraad”, afkomstig van de hymne ”A solis ortus cardine”. De redactie van Liedboek 2013 heeft de strofen die betrekking hebben op de belangrijkste motieven uit de tijd van Epifanie geselecteerd. Zo lezen we over de ”wijze koningen” (2), de doop van de Heer (3) en de bruiloft te Kana (4).
Kanazondag
Wie meer wil zingen over de ”Doop van de Heer” kan bijvoorbeeld verder bladeren naar het catechetische lied van Maarten Luther (1483-1546), Gezang 522, ”Christ unser Herr zum Jordan kam” / ”Toen Jezus bij het water kwam”, of de toevlucht nemen tot Gezang 523 en 524.
Wie zich zingend „te Kana” wil voegen „onder de gasten” gaat bijvoorbeeld naar Gezang 525, ”Wij willen de bruiloftsgasten zijn”, de fraaie ballade van Willem Vogel (1920-2010) die organisten uitnodigt om hun harmonieën eens van wat ‘peper en zout’ te voorzien.
Je moet er maar net op ‘stuiten’, maar Gezang 792, ”Kom, God, en schrijf uw eigen naam” (De Vries/Vogel), zou met de vierde strofe, „Gij komt en schenkt de beste wijn…” heel goed passen op Kanazondag.
Avondmaalskelk
Vergeet vooral niet Philipp Nicolai (1556-1608), met een van de meest monumentale kerkliederen aller tijden: ”Wie schön leuchtet der Morgenstern” / ”Hoe helder staat de morgenster” (Gezang 518). Het lied komt uit de verzameling ”Freudenspiegel des Ewigen Lebens”, die Nicolai maakt tijdens een pestepidemie. Verbaas je over de melodie, de tekst én de vormgeving: de avondmaalskelk. De beker waaraan het ons in deze tijden ontbreekt.
Heel mooi is Gezang 530, ”De Geest des Heren is op hem”, een tekst van Jan Willem Schulte Nordholt (1920-1995) op een melodie van Paul Schollaert (*1940). Het is geschreven bij Lukas 4:14-21, over Jezus die de boekrol van Jesaja leest in de synagoge te Nazareth. De uitstekend zingbare melodie van Schollaert is een fraaie ‘drager’ van de tekst.
In tijden van lockdown kun je het beste maar wonen in het kerklied…
De auteur is kerkmusicus van de Goudse Sint Jan, stadsorganist van Gouda, vesperorganist van de Utrechtse domkerk, dirigent van o.a. Ensemble Piacevole, orgeldocent en vaste organist bij Stichting Ars Musica.