Klassieke cultuur verdiept kennis vroege christendom
Kunnen christenen van de Griekse en Romeinse cultuur leren? Het was in de geschiedenis van de kerk vaak een worsteling om een evenwichtige houding ten opzichte van de heidense cultuur in te nemen.
Op het christelijk gymnasium speelde dit debat in alle hevigheid, laat de bundel ”Tussen Athene en Jeruzalem”, onder redactie van Gert van Klinken en Marten van Willigen, zien. Het boek behandelt de periode van 1870 tot 1970.
De Vroege Kerk ontwikkelde zich in een pagane (heidense) omgeving, de Griekse en Romeinse oudheid. Kerkvaders verschilden van mening hoe men als christen tegenover deze cultuur moest staan. Voor de een was er een duidelijke antithese, voor de ander waren er aanknopingspunten om het Evangelie in de cultuur van die tijd te verwoorden, zoals bleek in de dogmavorming van de christelijke kerk en het ontwikkelen van een christelijke filosofie.
Van Klinken en Van Willigen laten zien hoe er rond het christelijk gymnasium een brede bezinning plaatsvond op de waarde van de klassieke cultuur, niet alleen voor kerk en theologie, maar ook voor de vorming van de mens. Het ging om het grootse ideaal van ”Bildung”. Onderwijs is niet alleen overdracht van kennis, maar leidt ook tot een brede vorming van de persoonlijkheid. Daarvoor zijn de klassieke talen en de kennis van de oudheid onmisbaar.
Hoe pakte de gereformeerde traditie in het verleden de antieke cultuur op?
Van Klinken: „In de periode van de gereformeerde Republiek in de zeventiende eeuw werd een onderscheid gemaakt tussen Gods openbaring in Schrift en natuur, zoals blijkt uit het bekende catechetische handboek van Abraham Hellenbroek. De door God geschapen natuur kent een wetmatige ordening. Het onderwijs in de Republiek ontleent dit inzicht allereerst aan de Grieken op het punt van de wiskunde, geometrie en geneeskunde. Een rationele orde is eveneens een kenmerk van het recht. Dat baseert zich op Bijbelse beginselen, maar de uitwerking is Romeins, zie het werk van Cicero en Justinianus. De samenhang wordt mooi uitgedrukt in drie medaillons bij de Latijnse School in Groningen, waar Regnerus Praedinius –leerling van Calvijn– rector was in de zestiende eeuw. Bovenaan staat David, symbool voor de aan de Joden geopenbaarde Schrift. Daaronder zien we Alexander de Grote, die staat voor de vakken wiskunde en filosofie, waarvan het begin bij de Grieken ligt. En ten slotte Karel de Grote, die als christelijk vorst de principes van het Romeins recht opnieuw invoerde. Het is duidelijk wat vooropstaat, maar in deze visie vormen de drie benaderingen een samenhangend geheel.”
Van Willigen: „Dat de antieke heidense cultuur zeker meerwaarde heeft, wordt inmiddels wel algemeen erkend. Toch ligt altijd het gevaar op de loer dat degenen die deze cultuur niet zelf hebben leren kennen die ook onbelangrijk gaan vinden. Onbekend maakt onbemind. Daarom kan niet voldoende op het grote belang van de klassieke cultuur worden gewezen.”
Van Klinken: „Ik heb in de jaren zeventig met veel plezier op het Willem Lodewijk Gymnasium in Groningen gezeten. De uitgangspunten van die school zijn prachtig verwoord door Th. L. Haitjema, die we in de bundel uitgebreid aan het woord laten. Haitjema stond in de calvinistische lijn van Praedinius en kon zo het gesprek aangaan met bijvoorbeeld Karl Barth en het Jodendom. Dat was zo fijn aan dit gymnasium: je vond er een degelijk protestants-christelijk kader, dat zich via de klassieken oefende om ook buiten de kerk effectief te zijn en met anderen te discussiëren en samen te werken. Denk aan de medische zorg en het nadenken over een rechtvaardige samenleving. De belangrijkste beroepsuitgangen van het christelijk gymnasium waren vanouds medicijnen, theologie en rechten.”
Van Willigen: „De kennis van de klassieke cultuur is wezenlijk voor het begrip van het vroege christendom. Ze maakt duidelijk welke keuzes het christendom heeft gemaakt in de acceptatie dan wel afwijzing van deze cultuur. Het is voor ons als huidige generatie van essentieel belang om te weten wat de dieperliggende motivatie is om delen van de heidense cultuur af te wijzen en delen ervan te accepteren, ook historisch gezien. Als hier inzicht in bestaat, geeft dat houvast voor het maken van afwegingen en beslissingen in de huidige tijd.”
Toch heeft kerkvader Tertullianus uitgeroepen: Wat heeft Athene met Jeruzalem te maken?
Van Klinken: „Ik ben kerkelijk opgevoed in een ”Jeruzalem” waar de catechese nog tamelijk klassiek werd gegeven. Ze was helder, maar ook normatief, je werd geacht in te stemmen met de leer van de kerk. Als tiener was ik blij dat er ook nog een ”Athene” was, waar je de waarde van gesprek en argumentatie leerde bij de zoektocht naar de waarheid. Denk aan Plato’s dialoog Phaedro! Die liefde voor Plato zie je ook terug bij christelijke theologen als J. H. Gunning.”
Van Willigen: „De uitspraak van Tertullianus duidt inderdaad op distantie, maar die was er toch ook weer tot op zekere hoogte. De kerkvader wees de heidense antieke cultuur niet zonder meer af. Integendeel, hij was zelfs bereid om een groot deel hiervan over te nemen.”
Hoe ziet u de ontkoppeling van de studie theologie van die van de klassieke talen Grieks en Latijn?
Van Klinken: „Misschien onontkoombaar, in de context van onze eigen tijd. We zullen echter de klassieke kwaliteiten van het christelijk gymnasiaal onderwijs, zoals figuren als Haitjema en Gunning die verwoord hebben, dan wel op een andere manier moeten zien te borgen.”
Van Willigen: „Het is maar waar je het accent op legt en welke keuzes je wilt maken op bestuurlijk niveau. Als de klassieke theologie, die gevoed werd door de klassieke talen, nu steeds meer verandert in religiewetenschap, dan verbreek je het eeuwenlange verband tussen God als Schepper en onderhouder van alle dingen en de door Hem gecreëerde schepping. In de klassieke theologie staat de aanwezigheid van God, Die alles bestuurt, niet ter discussie.”
Uw onderzoek stopt bij 1970. Hoe heeft het gymnasium zich nadien ontwikkeld? Is er nog iets van het oorspronkelijke ideaal van Bildung over?
Van Klinken: „Binnen het onderwijs is het gymnasium minder belangrijk dan vroeger. Binnen de samenleving geldt hetzelfde voor de kerken. Het onderwijstype blijft echter van belang, zeker voor wie het christelijke gedachtegoed graag ziet als een kracht ten goede voor de hele samenleving. Denk aan de huidige pandemie en de discussie rond de toeslagenaffaire de daarin naar voren komende kwestie van gerechtigheid. Daar heb je geloof én helder denken voor nodig, waarbij de klassieken ons zeker kunnen helpen.”
Van Willigen: „Rechtvaardigheid staat in de oudheid hoog aangeschreven. Bildung blijft belangrijk, niet alleen op de gymnasia, maar ook op de scholengemeenschappen in het algemeen. Dat is niet eenvoudig. De werkdruk is hoog, onze maatschappij is helaas weinig geïnteresseerd in de diepere waarden van het leven. De klassieke oudheid biedt een keur aan mogelijkheden om leerlingen te laten zien dat een gelukkig leven een leven is in harmonie met de natuur, met elkaar en met God.”
Tussen Athene en Jeruzalem. Het christelijk gymnasium 1870-1970; onder red. van G. J. van Klinken en M. A. van Willigen; KokBoekencentrum Uitgevers; 176 blz.; € 14,99.