Kwijtschelding belastingschuld is slechts een eerste stap
De zogenoemde toeslagenaffaire is ongetwijfeld een nieuwe fase ingegaan. Na een snoeihard rapport, een schuldbelijdenis van het kabinet en –mondjesmaat– van de Tweede Kamer blijft Nederland verbijsterd achter en warmen de gedupeerden zich aan enig gevoel van rechtsherstel en van genoegdoening.
Op weg naar de verkiezingen probeert het demissionaire kabinet puin te ruimen; de overheid trekt zich terug als schuldeiser van de gedupeerden. Zij moeten zonder financiële schuld en met een compensatie van 30.000 euro een nieuwe start kunnen maken.
Daarmee lijkt een flinke stap in de goede richting te zijn gezet. Maar onmiddellijk blijkt de afhandeling van de affaire steeds ingewikkelder. Wat is zonder schuld? Want naast de schuld aan de overheid blijken gedupeerden nog veel, soms grote schulden met private partijen te zijn aangegaan om het hoofd boven water te houden. Het kan gaan om huurachterstanden, uitstaande energierekeningen, schulden bij telecombedrijven, zorgverzekeraars, incassobureaus en persoonlijke leningen bij vrienden en familie.
Staatssecretaris Van Huffelen roept nu al deze schuldeisers op om het goede voorbeeld van de overheid te volgen en die schulden ook kwijt te schelden of te saneren. Naast de vraag of deze schuldeisers dat kunnen of willen, dringt zich de vraag op of het verzoek van de staatssecretaris ook redelijk is. De private schulden zijn –over het algemeen gesproken– toch rechtstreeks te herleiden tot het wangedrag van de overheid en overheidsinstellingen?
De oproep tot kwijtschelding brengt de private schuldeisers ook in verlegenheid. Grote bedrijven of instellingen kunnen wellicht gemakkelijk bedragen afschrijven als niet inbaar. Voor kleinere organisaties ligt dat lastiger en de discussie om particuliere leningen in familiesfeer weg te strepen, zal onderlinge relaties onder spanning zetten.
De oproep tot kwijtschelding maakt uiteindelijk ook de private schuldeisers tot slachtoffers van de toeslagenaffaire. Niet alleen in financieel opzicht. Als zij hun claims, al dan niet noodgedwongen, handhaven zal hen dat imagoschade opleveren. Hen zal, als die term zich leent in dit verband, de zwartepiet worden toegespeeld.
Hoe zit het verder met de giften die bijvoorbeeld ouders of vrienden als financiële handreiking hebben geschonken om gedupeerden uit het slop te trekken? En, om niet meer te noemen, wat gebeurt er met die schulden die –met bloed, zweet en tranen– door de slachtoffers zijn afgelost?
”Ongekend onrecht”, noemde de onderzoekscommissie het rapport over de toeslagenaffaire. Over dat onrecht is ieder het wel eens. Maar achter de term ongekend, kan wel eens een verborgen, dramatische ijsberg schuilgaan. Het valt te verwachten dat de gedupeerden nog een lange weg van soebatten en rechtszaken tegemoet gaan.