Bavinck had een brede blik
De gereformeerde dogmaticus Herman Bavinck zette zijn publiek op het verkeerde been, door als binnenstaander de blik naar buiten te richten. „Dat heeft geleid tot irritaties: je weet bij Bavinck nooit precies waar je aan toe bent”, zei prof. dr. G. Harinck.
Prof. dr. J. N. Bremmer vond Bavinck juist te weinig open: „Diens ontmoeting met de godsdienstwetenschap is als mislukt te beschouwen. En voor het Jodendom had hij ook geen antenne.”
Het waren enkele stellingen die donderdag te horen waren op een symposium ter gelegenheid van de 150e geboortedag van Herman Bavinck. Zo’n tachtig mensen waren bij elkaar gekomen in de Vrije Universiteit van Amsterdam. Vrijdag en zaterdag komen de bezoekers bijeen in Kampen. In beide plaatsen was Bavinck hoogleraar.
Prof. G. Harinck (Kampen/VU) bezag het leven en werk van Bavinck vanuit Amerikaans perspectief. Bavinck heeft tweemaal in zijn leven de Verenigde Staten bezocht, in 1892 en in 1908. Herhaaldelijk gaf hij aan dat zijn christelijk geloof en zijn christelijke wereldbeschouwing wereldwijd waren. „Elke nationaliteit, ieder mens, er lijkt geen einde aan het christendom van Bavinck. Waarom zo weids, Herman, zullen zijn Kamper collega’s gedacht hebben. Bavinck laat zich niet verklaren vanuit zijn kerkelijke omgeving, de sleutel tot zijn leven ligt niet in Amsterdam en ook niet in Kampen. Die sleutel voor het verstaan van zijn leven en werk ligt buiten zijn eigen biotoop, ver weg in het verleden, in een ander land en bij een ander volk. Laten we zeggen: in Amerika.”
Toen de voltooiing van zijn dogmatiek naderde, besloot Bavinck een wereldreis van drie maanden te maken. Wat bezielde hem? Prof. Harinck: „Ik denk dat Bavinck ruimte nodig had, lucht, armslag. Een man die in de beslotenheid van zijn studeerkamer een decennium aaneengesloten in de geest op alle tijden en alle plaatsen met het hele christendom, en het halve heidendom erbij, in conversatie is, moet soms zelf ook huis en haard verlaten. In zijn werk is het verlangen naar een breedte en een diepte en een hoogte die de maten van zijn omgeving oversteeg telkens zichtbaar. Het leven was voor hem alleen draagbaar in zo’n weids verband.”
Prof. Bremmer, godsdienstwetenschapper aan de Groninger universiteit, stelde vast dat Bavinck niet positief dacht over de godsdienstwetenschap, omdat deze het christendom op één lijn zou stellen met de andere godsdiensten. Bavinck was op dit punt verwant met Kuyper die sprak over pseudo-religie met betrekking tot de niet-christelijke godsdiensten. „Bavinck is niet echt geïnteresseerd in de geschiedenis van de godsdienst. Al dat heidense gedoe kon hem niet bekoren. Bavincks belangrijkste gesprekpartners zijn vooral de filosofen, niet de godsdienstwetenschappers.”
Bavinck was ook ambivalent ten aanzien van de Joden. „Bavinck zag theologisch niet zo veel in een bijzondere eschatologische positie van de Joden, die hij, evenals meerdere theologen in zijn tijd, beschouwde als slechte opvolgers van de Israëlieten na de Babylonische ballingschap. Farizeeërs noemde hij eigengerechtigde lieden, een typisch verschijnsel van het Jodendom. Zulke opvattingen zijn niet echt geschikt voor een sympathetisch-kritische benadering van oude godsdiensten, laat staan van het Jodendom.”
Prof. dr. A. Wessels (emeritus missioloog aan de VU) ging in op de houding van Bavinck jegens de islam. Hij vond het onjuist om de verschillen tussen Kuyper en Bavinck ten aanzien van de beoordeling van de islam aan de verscheidenheid in schriftbeschouwing op te hangen, zoals de Leidse islamoloog Van Koningsveld doet. „Als Bavinck positief spreekt over Mohammed als godsdienststichter, doet hij met zijn positievere waardering van de profeet Mohammed niets.” Het is waar dat Bavinck godsdienstwetenschap heeft gestudeerd, maar een van de stellingen in zijn proefschrift luidde: „De mohammedaansche godsdienst heeft zeer geringe ethische waarde.”
Men kan volgens prof. Wessels moeilijk volhouden dat Bavincks studie van de godsdienstwetenschappen in Leiden noch de toegenomen kennis van de islam door de vriendschap met de Leidse islamkenner Snouck Hurgronje hem in de praktijk erg geholpen heeft om de godsdienstige werkelijkheid van de islam te begrijpen. „Gezegd moet worden dat bij Kuyper een veel omvattender beeld van de islam aangetroffen wordt. Verder had Kuyper terechte kritiek op het westerse superioriteitsgevoel en had hij een beter politiek inzicht. Hij had een treffende visie op de politieke verhouding tussen Oost en West. Daarbij steken Bavincks kennis en inzicht pover af.”
In de lezing van prof. dr. A. Th. van Deursen, wegens diens ziekte door prof. Harinck uitgesproken, stond de plaats van Bavinck aan de VU centraal. Nadat de fusie van Kampen en VU mislukte, reageerde Bavinck teleurgesteld en maakte hij de overstap naar de VU. De vrienden van Kampen zagen er een aanslag in op de school, die na het verlies van zijn beste krachten geen toekomst meer leek te hebben. Student (en later VU-hoogleraar kerkgeschiedenis) Doede Nauta herinnerde zich later te hebben gevoeld dat Bavinck niet bij alle hoogleraren waardering genoot, met name niet bij H. H. Kuyper. Die vond dat Bavinck te weinig aandacht besteedde aan de oude gereformeerde theologie.
Voor veel studenten echter was Bavinck de onbetwiste nummer 1. De lof voor zijn onderwijs was haast nog groter dan bij Kuyper. „Als Bavinck in het smakeloze en verveloze collegezaaltje aan de Keizersgracht college gaf, wist J. J. Buskes nog veertig jaar later, kon het gebeuren dat hij zelf zo vervuld werd van de heerlijkheid Gods dat hij ons vergat en al sprekende door het raam naar buiten staarde in eindeloze verten, want Gods heerlijkheid is eindeloos, en wij zaten sprakeloos te luisteren en werden ingeleid -voor ons gehele leven- in het heilgeheim van de Eeuwige en Almachtige, die in Jezus Christus onze genadige Vader is.”