Prof. dr. C. Graafland (1928-2004)
In de leeftijd van 76 jaar is na een ernstig ziekbed van ons heengegaan prof. dr. C. Graafland. Al jaren geleden werd hij geconfronteerd met de kwetsbaarheid van zijn aardse bestaan. Hij wist zich een sterveling, zonder blijvende stad hier beneden. Maar hij wist ook van die stad met fundamenten hierboven. Van dit uitzicht heeft hij bij herhaling getuigd, ontroerend en helder.
Het thema van zijn proefschrift, ”De zekerheid van het geloof”, was voor hem geen beschouwing, maar ondervinding. We gedenken hem in dankbaarheid. Allereerst als een begenadigd prediker. Het was zijn verlangen Gods stem zo te vertolken dat het tussen God en mens tot een ontmoeting kwam. Het besef dat hij dit geheim niet in eigen beheer had, bleek uit zijn gebeden. Schuchter en ootmoedig was hij dan met God in gesprek, wachtend op Zijn Geest.
Twee woorden typeren zijn bediening: eenvoud en bewogenheid. Hoewel hooggeleerd, deed hij op de kansel nooit geleerd. Wat hij tijdens zijn diepteboringen in de Schrift had ontdekt, deelde hij uit in bevattelijke taal. Niet in een schittering van woorden, maar in een gebeuren vol werfkracht.
Door zijn persoonlijke betrokkenheid droegen zijn preken vaak het stempel van een getuigenis, waarbij hij diep in zijn hart liet zien. Niet om met zichzelf te koop te lopen. Daar was hij wars van. Wat bewoog hem dan? Niets anders dan de gunning van iemand die zijn dorst mocht lessen aan de levensbron en nu ook anderen naar die bron lokt. Dit verleende Graaflands preken een onmiskenbaar bevindelijke gloed. Van het piëtisme, dat hij zo gretig bestudeerde, was het beste in zijn hart gezonken: „Hoor wat mij God deed ondervinden.” Hij sprak er niet over, maar eruit.
We gedenken professor Graafland niet minder als theoloog en hoogleraar. Zijn jarenlange, dagelijkse omgang met het erfgoed van de (Nadere) Reformatie gaf hem de status van een autoriteit. Wat hij las, verwerkte hij in talrijke publicaties. Een van de ijkpunten in zijn wetenschappelijk onderzoek was ongetwijfeld Calvijn. Een ijkpunt. Maar niet het eindpunt. Het eind van alle tegenspraak lag voor Graafland in geen enkele theoloog, maar uitsluitend in de Schriften. Die norm legde hij aan, voor zichzelf, en voor het geheel van de kerk. De kerk wilde hij dienen. Dat deed hij kritisch, en niet zelden uitdagend. Als het schip naar links overhelde, stelde hij zich resoluut aan de rechterkant op. Als het slagzij maakte naar rechts, koos hij doelbewust de andere zijde. Ofschoon hij soms een positie innam die ook door zijn vrienden niet steeds werd gedeeld, lijdt één ding geen twijfel: in het geding om de waarheid was niet de lieve vrede zijn maatstaf, maar wat naar zijn stellige overtuiging urgent was.
Veel heeft de kerk aan deze gedreven theoloog te danken. School maken was niet zijn opzet. Maar wat hij zijn leerlingen meegaf, draagt vrucht voor de gemeente. Díe school stond hem voor de geest: de plek waar het Woord wordt gezaaid en een scholing plaatsvindt in de horigheid aan de Schriften.
Ik wil hier mijn theologische leermeester eren door te verklaren dat hij een man uit één stuk was. Zo leeft hij voort in mijn herinnering, als een oprechte broeder en vriend, gekant tegen zwaarwichtigheid, niet zoekend naar toejuiching van mensen, maar naar een goed geweten voor God.
Ten slotte. De herrnhutters vieren paasmorgen op de begraafplaats. Hun gedachten zijn dan niet zozeer bij het verleden als wel bij het eeuwige heden, waarin allen die in Christus zijn ontslapen juichen voor Gods troon. Zo wil ik ook professor Graafland gedenken: niet alleen naar wat hij was, maar naar wat hij mag zijn. Een stem die de lof zingt van het Lam.