Column: Adem scheppen
Onlangs lazen we bij de Bijbellezing na de maaltijd aan tafel Exodus 23, een onderdeel van Gods toelichting op Zijn wet. Ik werd getroffen door vers 12: „Zes dagen zult gij uw werken doen; maar op den zevenden dag zult gij rusten; opdat uw os en uw ezel ruste, en dat de zoon uwer dienstmaagd en de vreemdeling adem scheppe.”
Soms wordt het voorgesteld alsof de zondagsrust vooral bedoeld is om iemands vrijheid in te perken. Die heeft dan iets beklemmends en is als een streng verbod: je mag niet dit of niet dat. Of de zondagsrust fungeert als een dwingend gebod: je moet zus doen of zo handelen.
Het vierde gebod is immers helder: „Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des Heeren uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heere den sabbatdag, en heiligde denzelven.” En dit gebod kan heel wettisch ingevuld worden. De meest strikte uitleg en praktijken zijn dan nog niet stipt genoeg.
In de calvinistische traditie worden drie functies van Gods Wet onderscheiden. In de eerste plaats confronteert de Wet ons met de zonde waartoe ieder geneigd is en met de ellendige toestand waarin we van nature verkeren. Daarnaast geeft de Heere God door Zijn wet richtlijnen voor een geordend publiek en privéleven: zélfs als je niet gelooft („vreemdeling”), maar je leven inricht naar Zijn regels, wil Hij dat door Zijn algemene genade toch zegenen.
In de derde plaats biedt de naleving van de Tien Geboden Gods kinderen een richtlijn om hun dankbaarheid voor hun verlossing door levensheiliging in praktijk te brengen. Niet voor niets wordt in de Heidelbergse Catechismus de Wet behandeld in het derde onderdeel: „Van de dankbaarheid die men Gode voor de verlossing schuldig is.”
Hier richten we de aandacht op de tweede functie van Gods Wet. Terecht verzet de SGP zich landelijk en plaatselijk tegen (soms gedwongen) openstelling van winkels op zondag en tegen de 24-uurseconomie van zeven dagen per week. Tegen de jacht naar méér en méér, zowel van producenten als van handelaren en consumenten. Er zijn immers andere waarden, die veel belangrijker zijn.
Dat verzet heeft een principieel-Bijbels motief – en dat steken we niet onder stoelen of banken. Maar onder die weerstand liggen ook sociaal-maatschappelijke argumenten, die net zo wezenlijk zijn: de economie mag niet non-stop doorgaan, want de samenleving heeft rustmomenten nodig. De mensen moeten „adem kunnen scheppen.”
Omzet, geld en winstmaximalisatie mogen niet het laatste woord hebben. Temeer omdat door die drijfveren kleine ondernemers en gezinsbedrijven vaak tussen de wielen van het grootkapitaal raken.
Het kan je van verwondering stil maken als je ziet hoe de Heere God in de kern die notie al in Zijn ‘toelichting’ op Zijn Wet voor Israël verankerd heeft. Hoe Hij aanwijzingen geeft om Hem lief te hebben boven alles én onze naaste als onszelf.
„Adem scheppen” past in geen enkel economisch model, want dat kost tijd. Maar wat een zegen als we de waarde ervan beseffen. Dan zal de vraag naar vliegvakanties naar exotische oorden ongetwijfeld ook afnemen.
Ik hoop dat ook deze laatste adventsweek, juist als het dagelijkse bestaan in gezin of werkkring hectisch is, aan iedereen ruime gelegenheid zal bieden om adem te scheppen.
De auteur is lid van de SGP-Tweede Kamerfractie.