Theologische roman van Frans Willem Verbaas over Augustinus
Een waagstuk, noemt Frans Willem Verbaas zijn laatste boek. De predikant uit Heusden schreef een theologische roman over de kerkvader Augustinus. „Zoals bij alle grote persoonlijkheden, ontbreken de rafelranden niet.”
Met een hink-stap-sprong door de kerkgeschiedenis. Zo typeert Verbaas zijn romans over drie grote theologen. Eerder schreef hij al boeken over Johannes Calvijn en Karl Barth. Zijn nieuwe roman over de kerkvader uit de vierde eeuw completeert het drieluik, vertelt Verbaas aan de eettafel in de woonkamer van de 19e-eeuwse pastorie in Heusden. De voorramen bieden uitzicht op de eeuwenoude Catharijnekerk, waar de predikant bijna elke zondag voorgaat.
In Verbaas’ boek volgt de lezer de avonturen van Spes, een kind zonder vader. Deze Spes blijkt een ADHD-achtig type met een avontuurlijke inslag. In zijn jonge jaren rent hij rondjes rond de stad Hippo om tot rust te komen. Bij het ouder worden slaat hij aan het zwerven. Ondertussen leert de lezer de bisschop van de Noord-Afrikaanse havenstad Hippo kennen en de tijd waarin Augustinus leefde.
U kiest voor het genre van de theologische roman om iets over Augustinus te vertellen. Een zeldzaam genre.
„Ik ben geen wetenschapper, verhalen schrijven past mij beter dan het schrijven van theologisch werk. Als predikant ben ik dienaar van het Woord en het schrijven van theologische romans ligt in het verlengde daarvan. Theologie begint met het Bijbelse verhaal, en het eindigt bij het levensverhaal van mensen die door de Bijbel geraakt worden. Ik heb geprobeerd een paar van die grote levensverhalen in een roman te beschrijven. Ik begon met Calvijn. Van Calvijn trok ik een lijntje vooruit naar Karl Barth, en toen ik de roman over Barth schreef, kwam ik op het idee om dat lijntje helemaal terug te trekken naar Augustinus. Grote thema’s als de oorsprong van het kwaad, de uitverkiezing, de genadetheologie en de katholiciteit van de kerk zijn allemaal al door Augustinus verwoord. Calvijn en Barth grijpen op deze kerkvader terug. Deze theologen hebben mij bij de kladden gegrepen.”
Wat fascineert u in Augustinus?
„Het begint er natuurlijk mee dat hij zo schitterend schrijft. Augustinus lezen is genieten. Hij heeft daarnaast het persoonlijke, het psychologische, in de kerk gebracht. Zijn ”Belijdenissen” zijn een vorm van zelfanalyse. Daardoor heeft dat boek iets moderns, als mens komt Augustinus nog steeds heel dichtbij.
Het leuke aan Augustinus is dat hij Afrikaan is. Onze kerk, die we zien als Europees, komt allereerst uit Israël, vervolgens met Paulus uit Turkije en via Augustinus uit Afrika. In de roman speel ik daarmee. Het gevaar komt in het boek uit Europa, als de Vandalen in hun bootjes de Middellandse Zee oversteken en Noord-Afrika overspoelen. Massa-immigratie, net als nu, maar dan net de andere kant op.
Augustinus is vooral bekend om de eerste helft van zijn leven – tot aan zijn bekering. Zijn bekeringservaring is spannend, maar als gewone gelovige jongen die het zelf zonder spectaculaire bekeringservaringen moet doen, vind ik de tweede helft van Augustinus’ leven, als hij bisschop van Hippo is, minstens zo boeiend. Het gaat dan om de vraag: hoe houd je het vol als christen te leven in een wereld waarin zo weinig plek voor Christus lijkt te zijn?”
Wat vindt u van Augustinus als persoon?
„Ik vind Augustinus een fascinerende figuur: zeer getalenteerd, met een enorme werkkracht en grote liefde voor de kerk. Hij is een fenomeen, was mateloos populair in zijn dagen. Als hij ergens ging preken, stroomde de basiliek gelijk helemaal vol. Tegelijk merk je dat die populariteit hem soms tegenstaat. Hij vindt het belangrijker populair te zijn bij God.
Hij heeft ook een lastige kant. Net als Calvijn en Barth is hij een persoon met rafelranden. Augustinus kreeg een kind bij een concubine. Op een gegeven moment stuurt hij deze vrouw weg, hoewel hij veel van haar houdt, want hij wil eindelijk een keurig en liefst ook voordelig huwelijk sluiten. Zijn zoon houdt hij bij zich. Maar in plaats van te trouwen kiest hij ervoor zich radicaal aan God te wijden, met een leven van studie en gebed, zonder vrouw. Maar hij heeft dan wel het kind van zijn moeder gescheiden. Ik kan maar niet begrijpen dat hij zijn concubine na zijn bekering niet heeft laten terugkomen om hen te herenigen. Dit schurende gegeven inspireerde me bij het schrijven van de roman.”
De leefwereld van Augustinus verschilt sterk van de onze. Is hij nog wel relevant voor nu?
„Er zijn wonderlijke overeenkomsten met onze tijd. Augustinus gaat radicaal in tegen de Romeinse cultuur, waar imago en rijkdom allesbepalend waren, net als nu. Mensen zijn trots op hun nationaliteit, huidskleur en prestaties. Augustinus stelt daar tegenover dat God nederig geworden is in Christus, waarom zouden wij dan nog trots zijn? Dat inzicht heeft me geraakt. Het stelt een kritische vraag bij mijn eigen trots. En ik vind het ook troostend: ik hoef niet per se een succesvolle predikant of boekenschrijver te zijn.
Of neem de donatisten, Afrikaanse nationalisten die zich afscheidden van de Katholieke Kerk. Wie zich aansloot bij hen, moest opnieuw gedoopt worden. Augustinus moest daar niets van hebben. De wederdoop is nog altijd een actueel thema in vooral evangelische kringen. Augustinus benadrukte dat de waarde van de doop niet afhangt van de persoon die hem bedient, maar van God in Wiens Naam gedoopt wordt. De gedachten die hij hierover ontwikkelde zijn nog steeds prikkelend en actueel. Spes bezoekt weleens hun kerkdiensten. Die diensten zijn een visueel festijn met veel muziek en dans, en niet zo veel inhoud. Ik plaag sommige van mijn medechristenen een beetje met dat soort scènes. Evangelische groeperingen lijken op donatisten. Er zijn patronen die zich in de geschiedenis herhalen. De kerk hoeft daar niet van in paniek te raken.” Met een lach: „Ik weet niet of mijn evangelische broeders en zusters dit gedeelte me in dank zullen afnemen, maar hopelijk kunnen ze er een beetje om glimlachen, óf er iets van leren.”
Augustinus’ pleidooi voor seksuele onthouding botst hard met de levensstijl van Spes.
„Augustinus heeft de opvatting van de kerk over seksualiteit in later eeuwen in grote mate bepaald. Het is daarom een belangrijk thema in het boek. Na zijn bekering brak Augustinus radicaal met zijn vrije seksuele levensstijl. Aan de ene kant doorziet hij dat seksualiteit een verwoestende kracht is. Die kant laat ik ook zien in mijn roman. Seks doet iets geks met de vrijheid van onze wil. Probeer maar eens te bedenken hoe moeilijk het is om iets wat je wilt niet meer te willen. Of omgekeerd om iets niet meer te willen wat je eigenlijk wel wilt. Augustinus ontwikkelde diepe inzichten in dat soort menselijke mechanismen. Een van de gevolgen van de zondeval was volgens hem dat we met onze eigen wil in de knoop zijn geraakt, en dat we die knoop alleen met behulp van Gods genade kunnen ontwarren. Maar Augustinus slaat door als hij adviseert om alleen nog seks te hebben om kinderen te krijgen, en er verder helemaal van af te zien. Anders dan Augustinus geloof ik niet dat er een simpel recept is om het grote vraagstuk van de seksualiteit te lossen. Het mooie van een roman is dat je je daarin niet aan simpele oplossingen hoeft te vertillen, maar juist heel veel kleuren kunt laten zien, en uit al die kleuren kan de lezer uiteindelijk zelf zijn of haar favoriete kleur kiezen.”
Waarom maakte u de vrijgevochten Spes tot hoofdpersoon, en niet bijvoorbeeld zijn brave jeugdvriend Lucillus, die het tot Augustinus’ persoonlijke secretaris schopt?
„Kijk, een roman is altijd gebaseerd op een conflict. De oude Augustinus lijkt een en al beheersing, terwijl Spes een en al spontaniteit is. Met die twee uitersten speel ik in het boek. Daar komt bij dat ik wel iets moest overwinnen om over Augustinus te schrijven in een verhaalvorm. Het is een waagstuk om dicht bij zo’n groot figuur te komen die 1600 jaar geleden leefde. Pas toen ik een hoofdpersoon had die op enige afstand van Augustinus stond, durfde ik het aan.”
„Onrustig is het hart, tot het rust vindt bij God” is een beroemde zin uit de ”Belijdenissen”. Die zin komt niet in uw boek voor, maar Spes vindt uiteindelijk wel rust. Typeert deze zin het slotakkoord van het boek?
„Spes krijgt uiteindelijk niet van Augustinus wat hij wil hebben, maar hij raakt diep onder de indruk van de rol die de liefde speelt in het leven van Augustinus. De liefde heeft voor Augustinus alles te maken met God. En met die liefde weet Augustinus Spes als het ware te besmetten. Ik heb een prachtig citaat van Augustinus opgenomen over de vraag: „Wat heb ik lief als ik God liefheb?” Dan wordt Augustinus een dichter, en zegt nauwkeurig wat niet te zeggen is. Ik ga zijn woorden nu niet samenvatten, daarmee doe ik ze tekort. Het is een beetje pijnlijk voor mijn trots, die ik toch wel heb, maar dat citaat is de mooiste passage uit mijn boek. Misschien is mijn roman niet meer dan een presenteerblad waarop ik deze woorden van Augustinus doorgeef. Vooruit, laat het zo maar zijn.”
Boekgegevens
De ketter van Carthago, Frans Willem Verbaas; uitg. Mozaïek; 336 blz.; € 21,99