Eerste Kamer steeds voor de helft kiezen heeft flink nadeel
Kabinet en Kamer zetten een eerste stap om de Senaat op een andere wijze te gaan kiezen. Jammer dat het plan dat nu voorligt het risico in zich bergt de evenredige vertegenwoordiging te schaden.
„Eén ding is winst”, zei SGP-Kamerlid Bisschop woensdag in een Kameroverleg over enkele wijzigingen van de Grondwet. „We praten nu niet meer over het afschaffen van de Senaat, maar over een andere wijze van verkiezen.”
En inderdaad, dat is een vooruitgang. Dat we in Nederland een tweekamerstelsel hebben, behoedt de samenleving voor overhaaste politieke besluiten en versterkt het systeem van checks and balances.
Wel kan dit stelsel nóg beter functioneren, vindt minister Ollongren van Binnenlandse Zaken. Het stoort haar dat de Eerste Kamer, die zich bij de beoordeling van wetsvoorstellen moet beperken tot de juridische consistentie, de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van wetten, in de praktijk toch vaak een uitgesproken politieke rol krijgt toebedeeld.
Om dat enigszins tegen te gaan, wil zij de Senaat, net als vóór 1983 gebeurde, in twee fasen laten kiezen. Alle senatoren worden wat haar betreft voor zes jaar beëdigd. Nu is dat nog voor vier jaar. Bovendien geldt dat de helft van de Eerste Kamer in jaar X wordt gekozen en de andere helft drie jaar later, in jaar Y.
Voordeel: De Statenverkiezingen staan voortaan minder in het teken van de krachtsverhoudingen in de Senaat. En het zal minder snel voorkomen dat de samenstelling van de Eerste Kamer héél erg verschilt van die van de Tweede.
Op zichzelf een begrijpelijk streven. Toch kun je je afvragen of hier het middel niet erger is dan de kwaal. CU-Kamerlid Van der Graaf bracht dat woensdag helder onder woorden toen zij betoogde dat hiermee de kiesdeler dus verandert van 1/75 in 1/38. Dat kan betekenen dat een partij als de SGP geheel uit de Senaat verdwijnt.
Dat is niet alleen frustrerend voor staatkundig gereformeerde kiezers. Het raakt ook een belangrijke waarde in onze democratische rechtsstaat, namelijk de evenredige vertegenwoordiging.
Toegegeven, op dit moment spreken we slechts over een grondswetswijziging die een latere verandering van het kiessysteem mogelijk moet maken. Bij het uiteindelijke wetsvoorstel, dat misschien pas over jaren komt, kan voor een vorm gekozen worden die de schade voor kleine partijen nog enigszins beperkt. Maar óf later voor zo’n vorm gekozen wordt, is onzeker.
Dat laatste betekent dat de Kamer dinsdag, als zij over het voorstel van Ollongren stemt, min of meer gevraagd wordt een blanco cheque te tekenen. En de grote vraag is hoe sterk in de toekomst bij grote partijen de politieke wil zal zijn om, als de grondwetswijziging eenmaal een feit is, nog rekening te houden met de belangen van kleintjes.
Er is in dit hele proces nog iets wat enigszins schuurt met een democratische gang van zaken: nauwelijks één partij had de nu voorgestelde wijziging in zijn verkiezingsprogramma staan. Het stond ook niet in het regeerakkoord. En de staatscommissie-Remkes, die ons hele bestel tegen het licht heeft gehouden, beval deze maatregel niet aan.
Toch worden nu belangrijke stappen gezet ter voorbereiding van deze wijziging. Ook dat voelt, vanuit democratisch gezichtspunt, niet prettig aan.