Meditatie als middel tegen kaalslag
Lezen, mediteren en reflecteren: dat is volgens ds. J. A. Kloosterman en ds. A. Kos waar de hervormde theoloog dr. A. van Brummelen steeds weer op aandrong. „De tijd dringt voor een antwoord op de geestelijke kaalslag en ontlezing.”
Klaas van der Zwaag
Beide predikanten zijn betrokken bij een heruitgave van het werk van dr. Van Brummelen, een markante hervormd-gereformeerde theoloog en tijdlang voorzitter van de Gereformeerde Bond. Zij deden dat samen met hun collega-voorgangers ds. A. A. F. van de Weg en kand. A. S. Middelkoop. Zij schreven alle vier uitvoerige inleidingen in de bundel, die volgende week onder de titel ”Stilte van het hart” bij uitgeverij De Banier (Apeldoorn) verschijnt; dr. H. van As verzorgde een levensschets.
Wat bewoog u om dit project aan te pakken?
Ds. Kloosterman: „Het begon als een vriendenproject onder ons vieren. We delen met elkaar onder meer literatuurtips in een gezamenlijke app. Van Brummelen kwam ook regelmatig langs, onder meer zijn ”Meditatief leven”. Tijdens een barbecue zeiden we: Hier moeten we wat mee.”
Ds. Kos: „Ik kom uit Huizen, waar Van Brummelen tot zijn emeritaat mijn wijkpredikant was. Daar heb ik catechisatie van hem gehad, ben ik bij hem thuis geweest voor onder meer bijles Latijn, waarbij ook de roeping tot het ambt ter sprake kwam. Ik heb al heel wat van hem gedeeld via het kerkblad en van de kansel.”
Wat sprak u beiden vooral aan?
Ds. Kos: „Die echt hervormd-gereformeerde tonen: Christus centraal, maar ook aandacht voor de doorleving van het geloof, zondebesef en heiliging. Van Brummelen is evenwichtig, waarbij hij gevaren aan zowel de ene als de andere kant signaleert en ontmaskert.”
Ds. Kloosterman: „Wat mij raakt, is zijn aandacht voor meditatie, reflectie, bezonkenheid en diepgang. Ook het gereformeerde kader vanwaaruit hij preekt en pastorale vingerwijzingen geeft, spreekt mij aan. Bijvoorbeeld dat zowel rechtvaardiging als heiliging voortkomt uit het volkomen offer van Christus aan het kruis. Daarbij is het merkbaar dat hij oude en nieuwe bronnen waarvan hij kennis nam, verwerkt.”
Van Brummelen was meer predikant dan doctor, zo stelt de inleiding.
Ds. Kloosterman: „Inderdaad wilde hij met ”dominee” aangesproken worden. Hij zegt ergens dat hij het als zijn taak zag om de gemeenten te dienen, in prediking, pastoraat en catechese. Omdat daar zijn focus lag, is hij wellicht op wetenschappelijk terrein minder actief geweest.”
Ds. Kos: „Hij gaf geestelijk leiding in het leven van alledag, in zijn verkondiging en in zijn schrijven.”
Hoe breed was hij eigenlijk? Hij oriënteerde zich ruim, zo is te lezen, en ook als persoon was hij mild, irenisch, bepaald geen scherpslijper.
Ds. Kloosterman: „Hij putte uit verschillende tradities, zoals Duitse lutherse bronnen, maar ook de ethische richting. Van Brummelen wist het Bijbels-goede in bijvoorbeeld lutherse, katholieke en andere bronnen en tradities te onderscheiden en te waarderen, maar wel binnen een katholiek-gereformeerd kader.”
Ds. Kos: „Hij was niet een scherpslijper, maar als het ging om de kernzaken, kon hij ook heel scherp zijn. Het irenische tekende hem echter wel.”
Ds. Kloosterman: „Wie zijn recensies en geciteerde bronnen op een rij zet, ziet een lange rij van namen. Filosofen en theologen die zeggingskracht hadden met een contemplatieve inslag springen daarbij in het oog.”
Ds. Kos: „Ook W. à Brakel heeft bij hem een grote rol gespeeld.”
Ds. Kloosterman: „Opvallend is dat de puriteinse traditie bij hem ontbreekt. Mogelijk heeft dat te maken met zijn gerichtheid op de Duitse lutherse traditie.”
Ds. Kos: „Het zou kunnen dat het kruisevangelie van die traditie hem aansprak.”
Geloof en bekering zijn belangrijke aspecten in Van Brummelens levenswerk. Het recht Gods moet in de ziel gegrift worden, schrijft hij, tegelijkertijd benadrukt hij de geleidelijkheid van de bekering.
Ds. Kos: „Tegelijk spreekt hij wel nadrukkelijk over de doorleving van het geloof. Hij spreekt over zondebesef als een brand van God die door het leven heenslaat. Hij noemt dat zonderouw. God heeft gelijk als Hij ons veroordeelt. Van Brummelen maakt dat niet los van Gods genade. Met het erkennen van Gods gelijk is er ook het toevluchtnemen tot die genade. Echte verootmoediging blijkt op de bodem van Zijn ontferming, schrijft hij dan.”
Ds. Kloosterman: „Van Brummelen zegt dat de Geest rekening houdt met ons karakter en meestentijds geleidelijk werkt. Wedergeboorte is volstrekt noodzakelijk, maar van de bekering als absoluut ingrijpend moment kunnen wij hetzelfde niet zeggen.”
Ds. Kos: „Van Brummelen waarschuwde voor zowel dweepzucht als kil rationalisme. Hij sprak over het gevaar van ”verglazing”, dat wil zeggen in een vast patroon gestolde bevinding. Tegelijk benadrukte hij het beleefde geloof, waarin Christus centraal staat. Ook wanneer hij de nadruk legt op het blijvend zondaar-zijn. Als we dat laatste niet meer beseffen, dan glijden we weg van Christus, zegt hij, en dan kwijnt ook het leven van de heiligmaking.”
Is hij een gereformeerd-ethisch theoloog?
Ds. Kloosterman: „Hij zegt van de ethischen dat bij hen de warmte van hart weldadig aandoet, maar dat het zwaartepunt wordt verlegd van het object naar het subject, van Christus naar de christen, van de Schrift naar de ervaring. Hij verwerkt de ethische traditie op een kritische manier waardoor je misschien eerder van een ethische gloed kunt spreken.”
Ds. Kos: „Hij heeft de waardevolle elementen in de ethische traditie in zijn denken geïncorporeerd, zo zou ik het willen zeggen. Hij was echt hervormd-gereformeerd.”
Ds. Kloosterman: „Hij waarschuwde wel voor het gevaar van confessionalisme. We worden volgens hem niet behouden door het onderschrijven van een zuivere confessie, maar alleen door een persoonlijke band met de God der belijdenis. Maar ook hier houdt hij de balans: het ethische kerkbegrip vond hij te vrij en te vaag, maar van een belijdeniskerk zonder meer distantieerde hij zich ook.”
Zijn context was de volkskerk, zo blijkt uit zijn levenswerk. P. J. Vergunst verbaasde zich recent in De Waarheidsvriend dat louter hersteld hervormde theologen zich over Van Brummelen ontfermden. Als dat maar goed gaat…
Ds. Kloosterman: „Wij waren geraakt door zijn werk. Het is bijna twintig jaar geleden dat er iets van hem werd uitgegeven. Wij voelen ons hartelijk verwant met de hervormd-gereformeerde traditie. Hiermee weten wij ons congeniaal.”
Ds. Kos: „Wij staan ook zelf voluit in de hervormd-gereformeerde traditie. Die traditie ligt deels in de Protestantse Kerk in Nederland, deels in de Hersteld Hervormde Kerk. Dat is het schrijnende en pijnlijke juist. Tegelijk is het mooie dat we een gezamenlijke hervormd-gereformeerde traditie hebben, waaruit we mogen putten. Dat gezamenlijk verleden mogen we ons niet laten ontfutselen.”
Dat zou betekenen dat Van Brummelen in staat is om beide richtingen bij elkaar te brengen.
Ds. Kos: „Als Van Brummelen verbindend van hart tot hart een brug kan slaan, zou dat ons zeer verheugen.”
Ds. Kloosterman: „Inderdaad, laten wij het gezamenlijke en de verbinding zoeken. Wij hebben in deze seculiere tijd met haar enorme theologische verschuivingen elkaar heel hard nodig.”
Van Brummelens toon klonk aan het eind van zijn leven soms pessimistisch. „Veel mensen verstaan niet meer het stil worden voor God”, schrijft hij. Miste hij als wat ouderwetse en deftige predikant niet het contact met jongeren en hun beeldcultuur?
Ds. Kloosterman: „Een pessimistische toon herken ik niet, wel een bezorgde, maar die betreft meer de predikanten dan de jongeren. Terecht vroeg hij aandacht voor de kerkelijke rosmolen van eindeloos vergaderen en een opening hier en een meditatie daar, waardoor versnippering optreedt. Stille reflectie op de ambtelijke dienst is nodig.”
Ds. Kos: „Dat onderstreep ik van harte. Van Brummelen stelde dat echte theologie stil worden is voor God. Zelfs in het kerkelijke leven wordt dat alom bedreigd, terwijl je juist daar stilte en contemplatie zou mogen verwachten.”