Het wachten is op rechtse partij die van fouten uit verleden leert
Er gaat nogal eens iets mis bij nieuwe partijen, in het bijzonder bij nieuwe rechtse partijen. Zo kampte de Boerenpartij eind jaren zestig met ruzies en afsplitsingen, om uiteindelijk geheel ten onder te gaan. Ook de geschiedenis van de LPF, in 2002 in de Kamer gekomen met 26 zetels, is er één van gekrakeel en zelfs van handgemenen. In 2006 verdween de partij alweer uit de Kamer. FVD raakte eerst de groep rond Otten kwijt en beleefde vorige week een nog grotere aderlating. De PVV houdt, als het om deze dingen gaat, nog het beste stand, mede omdat zij geen partijorganisatie kent. Al vond ook hier, na Wilders’ ”minder, minder Marokkanen”-uitspraak, een zekere uittocht plaats.
Hoe het komt dat het bij deze partijen zo vaak hommeles is, valt nog niet zo gemakkelijk vast te stellen. Wat nieuwe partijen in elk geval vaak parten speelt, is hun zwakke partijorganisatie. Daar kunnen zowel linkse als rechtse groeperingen last van hebben. Zo bezien heeft het er veel van weg dat het verlies van Otten, die een veel betere organisator was dan Baudet, FVD recent is gaan opbreken.
Een eigenschap van nieuwe partijen is bovendien dat hun ideologie nog in ontwikkeling is en hun programma nog niet geheel uitgekristalliseerd. Daardoor ontstond bij de PvdD een meningsverschil over de vraag of de partij zich ook met „mensendingen” bezig behoort te houden. Bij Forum laaide een conflict op tussen een no-nonsensedeel (Nanninga) en een meer bevlogen en wijds filosoferend deel (Baudet).
Nieuwe rechtse partijen hebben daar bovenop nog enkele andere problemen waarmee linkse partijen minder te kampen hebben. Zo leunen zij vaak zwaar op de bekendheid en het charisma van één leider. Als die op één of andere manier in problemen komt, raakt dat de rest van de partij meteen in het hart. Fortuyn werd vermoord; de LPF bleef ontredderd en verweesd achter. Wilders en Baudet deden riskante uitspraken; de hele partij schudde op haar grondvesten.
Lastig voor nieuwe rechtse partijen is ten slotte dat zij een enorme aantrekkingskracht uitoefenen op mensen met extreme, racistische of antisemitische ideeën, wat vervolgens vaak tot tumult leidt. De Boerenpartij had daar last van; LPF, PVV en FVD eveneens.
Zo bezien past wat vorige week plaatsvond onmiskenbaar in een patroon. In Nederland is, weten we sinds een jaar of twintig, beslist ruimte voor een flinke, fatsoenlijke, conservatieve partij op de rechtervleugel. Maar het blijkt om allerlei redenen moeilijk te zijn die ruimte goed en geloofwaardig te benutten.
Dat laatste is jammer. Rechtse, conservatieve kiezers die zich niet bij een religieus gefundeerde partij willen aansluiten, blijven zodoende steeds weer teleurgesteld en met lege handen achter. Voor hen blíjft het wachten op een verstandig geleide beweging die bovengenoemde risico’s onderkent, die valkuilen uit het verleden nu eindelijk eens weet te vermijden en die het eigen electoraat waar voor zijn geld biedt.