Hoge wegen
Psalm 119:26
„Ik heb U Mijn wegen verteld en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.”
De geheimen van Gods wegen en werken, de einden van Zijn eeuwige raadsbesluiten, Zijn aanbiddelijke en hoge wegen en handelingen, openbaart God ten dele aan de wandelaar met Hem. „U is het gegeven”, zegt Jezus, „de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te verstaan.” Zij krijgen verlichtingen der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus.
De met God gemeenzame Noach zal ook aan de Heere in het wandelen alles openbaren en vertellen wat in zijn hart is. „Ik heb U mijn wegen verteld”, zegt David (Psalm 119:26).
Noach wandelde met God: zo moeten wij nog eens bezien, welke werkzaamheid dat zo’n met God wandelende ziel oefent omtrent de Heere. Hij is zeer gericht op gemeenzame samenspraken met de Heere op de weg. Hij is niet graag leeg omtrent God en werkeloos in Zijn gemeenschap. Nee, hij wenst altijd met de Heere werkzaam te zijn, want dan is voor hem de weg kort. Ook gedurig heeft hij de Heere wat te zeggen of te klagen. Soms vraagt hij de Heere naar onderwijs over allerlei zaken die tot God en goddelijke dingen behoren. Of naar uitlegging van iets opmerkelijks dat hij ontmoet op de weg. De Heere belooft immers aan Zijn volk dat Hij ze leiden, leren, besturen en onderwijzen zal en in alles Zich als een Herder, Leidsman, Leermeester, vriendelijke Raadgever en Uitlegger te zullen gedragen.
Johannes Groenewegen,
predikant te Werkendam
(”Verzameling van veertien preken”, 1766)