Column (Mariska Dijkstra): Wattenstaafje
Er zijn van die producten die in de loop van de tijd een eigen leven gaan leiden. Rond de geboorte van onze jongens, alweer heel wat jaren geleden, kocht ik een bakje met roze wattenstaafjes. Dat stond op de lijst van de kraamvereniging vermoed ik. Want ikzelf heb geen idee wat je met die dingen moet.
Nog steeds staat dat plastic doosje in ons badkamerkastje. Er zijn inmiddels vijf staafjes uit, gebruikt door de kraamhulp om babynaveltjes mee schoon te maken. Dus dub ik of het niet een keer tijd wordt om de boel in de grijze of oranje container te mikken. Zeker omdat het wattenstaafje inmiddels hét symbool van de coronatest is geworden. En daarmee een negatieve associatie heeft gekregen.
Een van onze zoons heeft koorts. En zeker omdat er in de klas coronabesmettingen zijn, weten we wat ons te doen staat. Zullen we online een afspraak maken of bellen? Omdat we niet zo slim zijn geweest om vooraf per kind een DigiD aan te maken (gratis tip), wordt het dat laatste. Ik verwacht een wachtrij van minstens een kwartier en een irritant muziekje, maar dat valt mee. Binnen vijf minuten heb ik iemand aan de lijn. En nog diezelfde middag kunnen we terecht om het mogelijke ‘slachtoffer’ te laten testen.
Ik probeer er niet te veel over na te denken, maar bij mij komt de rest van de dag toch steeds het beeld van een wattenstaaf op. Een die net te ver in neus- en keelholte wordt geduwd. Iets wat je de afgelopen maanden in alle media over coronatests terugzag.
Nu het om mijn eigen kinderen gaat, merk ik nog meer gevoeligheid bij die beelden. Ik weet nu al dat ik de neiging heb om niet al te vriendelijk te kijken naar degene die straks bij mijn zoon zo’n wattenstaafje naar binnen duwt. Een goede reden om niet zélf mee te gaan. Misschien mijn man maar eens lief aankijken. Die is dáár weer gevoelig voor.
Ik hoor mijn zoon niet over de test, dus praat ik maar helemaal niet met hem over staafjes in combinatie met neus- en keelholtes. Dat hij in dit soort gevallen stoerder is dan zijn moeder, had ik inmiddels wel kunnen weten.
„Hoe ging het?” vraag ik na afloop. „Best hoor.” Dat was het. Soms heeft de puberteit ook voordelen. Maar als ik even later de badkamer in loop, weet ik het zeker: dat bakje gaat weg. Of er moet iemand zijn die een nieuwe bestemming weet?
P.S. Onze zoon testte negatief.