Opinie

Identiteit op reformatorische school vergt vooral ook uitleving

Een meerderheid in de Tweede Kamer steunt de motie dat scholen geen onderschrijving van een identiteitsverklaring van ouders mogen vragen. Nu het deurbeleid van reformatorische scholen onder vuur ligt, is er reden te meer om in de schoolpraktijk werk te maken van christelijke gastvrijheid.

Dr. A. J. Kunz
28 November 2020 10:32Gewijzigd op 30 November 2020 11:40
Gastvrij zijn houdt in dat scholen met ontferming bewogen zijn over ouders die hun kinderen orthodox-christelijk onderwijs willen laten geven, ook als ze niet helemaal tot de achterban behoren. beeld iStock
Gastvrij zijn houdt in dat scholen met ontferming bewogen zijn over ouders die hun kinderen orthodox-christelijk onderwijs willen laten geven, ook als ze niet helemaal tot de achterban behoren. beeld iStock

Over de hype rond de identiteitsverklaring van reformatorische scholen is inmiddels voldoende gezegd. De seculiere stemmingmakerij heeft er echter wel toe geleid dat een motie over de acceptatieplicht is aangenomen. Christelijke scholen mogen geen leerlingen weigeren, zolang ouders de grondslag van de school respecteren. Weliswaar is een motie nog geen wet, maar dit is een belangrijk signaal: een grote Kamermeerderheid vindt selectie bij de schooldeur ongewenst.

Volgens SP-Kamerlid Jasper van Dijk is het zelfs tijd voor een modern onderwijsstelsel waarbij scholen algemeen toegankelijk zijn voor alle leerlingen, ongeacht de grondslag. Die laatste toevoeging maakt zonneklaar dat de vrijheid van onderwijs bij politici als Van Dijk niet veilig is.

Decennialang konden orthodox-christelijke scholen het grondwetsartikel over onderwijsvrijheid maximaal interpreteren. De overheid zorgt voor een gelijke bekostiging van alle scholen; die zijn zelf verantwoordelijk voor de invulling van het onderwijs. Dit natuurlijk conform de eindtermen van de overheid en binnen de grenzen van de rechtsstaat.

Deze maximale interpretatie staat nu onder druk. Terecht zegt dr. Richard Toes, bestuursvoorzitter van het Wartburg College, dat de vrijheid van onderwijs tot de ziel van de Nederlandse natie behoort (RD 19-11). De seculiere wind is echter guur en de religiestress in de samenleving groot.

Defensief

Toch is er voor reformatorische scholen geen reden om in hun schulp te kruipen; zelfs niet als duidelijk is dat orthodox-christelijk onderwijs zich geen illusies moet maken, omdat ruimte voor Bijbelse opvattingen zienderogen afneemt. Christelijke scholen hoeven zich geen seculier waardenpatroon te laten opdringen.

In dat verband is het belangrijk om op te merken dat de motie-Van Dijk geen afschaffing is van de vrijheid van onderwijs, maar slechts wéér een poging om die vrijheid uit te hollen. Het stelsel staat echter nog steeds overeind, ondanks de SP, de PvdA, D66 en andere seculiere kruisvaarders.

Het is zelfs de vraag of er een meerderheid komt voor zo’n ingrijpende wijziging van de Grondwet, zeker als blijkt dat het alternatief een grauw, door de staat opgelegd programma is. Achter de vraag naar de onderwijsvrijheid ligt de principiële vraag welke ruimte er is voor minderheidsopvattingen.

Dat scholen in het huidige bestel instemming vragen met de grondslag is niet vreemd. Een school staat immers ergens voor. Neutraal onderwijs bestaat niet, of hooguit in de hoofden van politici. Het is belangrijk dat scholen transparant zijn over hun waarden en normen. Ouders hebben er recht op te weten welk mensbeeld leidend is voor de pedagogische idealen. Wie zijn kind klassikaal onderwijs wil laten volgen, moet het niet aanmelden op een montessorischool. Evenzo heeft iemand die de Bijbel een oud sprookjesboek vindt niets te zoeken op een christelijk-reformatorische school. Hoewel het vanuit christelijk perspectief verdrietig is als mensen Bijbelse waarden afwijzen, toch leven we in een vrij land waarin iedereen kan kiezen voor onderwijs dat past bij zijn overtuiging.

Respect

Ook als reformatorische scholen een acceptatieplicht krijgen, moeten ze vooral doorgaan met het voeren van gesprekken met ouders, zelfs als ze alleen nog mogen vragen om respect voor de grondslag. Respect veronderstelt in dit verband immers een innerlijke betrokkenheid. Overigens moeten scholen zo’n gesprek dan wel met alle ouders voeren, niet alleen met degenen die om een of andere reden een extra identiteitscheck nodig hebben.

Een andere vraag is of dit betekent dat ouders een identiteitsverklaring moeten ondertekenen. Zelfs als deze positief gesteld is, en dus niet gaat over tv-bezit of het gebruik van de Herziene Statenvertaling, leidt zo’n verklaring gemakkelijk tot een juridisering van de identiteit. Zulke verklaringen grenzen vooral af; de discussie laat zien dat ze een gemakkelijke prooi zijn voor karikaturen, zeker als politici zich laten leiden door hijgerige media.

Scholen moeten zich echter door de gebeurtenissen in politiek Den Haag niet in het defensief laten duwen. Ze kunnen beter de acceptatieplicht ombuigen naar een oefening in christelijke gastvrijheid: de school staat open voor ieder die de grondslag respecteert. Dit is overigens voor sommige clusters van het reformatorische mbo en voor het christelijke hbo allang de praktijk. Dat geldt ook –maar dan vrijwillig– voor een school als de Beatrixschool in de Haagse Schilderswijk, waar veel moslimkinderen christelijk onderwijs krijgen.

Ontferming

Dit stelt voor de vraag wanneer gastvrijheid een christelijke deugd is. De deur staat niet zomaar open; wie de grondslag van de school respecteert, kan deze niet vervolgens ter discussie stellen. Gastvrij zijn houdt wel in dat scholen met ontferming bewogen zijn over ouders die hun kinderen orthodox-christelijk onderwijs willen laten geven, ook als ze niet helemaal tot de achterban behoren. Zoals Christus bewogen was over mensen die waren als schapen zonder herder.

Scholen zijn weliswaar geen evangelisatie-instituut, maar het zijn wel plaatsen van christelijke vorming. Die vorming is gericht op een vroom hart en op het innemen van de plek in de samenleving, om dr. H. Bavinck te citeren. Christelijke gastvrijheid gunt die vorming aan alle Nederlanders, in elk geval aan hen die kiezen voor orthodox-christelijk onderwijs.

Zulke gastvrijheid stelt natuurlijk wel hoge eisen aan de identiteit van orthodox-christelijke scholen. Een formeel vastgelegde identiteit is niet genoeg: het komt aan op de geleefde identiteit. Een bredere leerlingenpopulatie vereist christelijk gevormde docenten. Meer dan ooit moeten scholen inzetten op de christelijke vorming van leraren. De identiteit blijkt immers uit de lessen, en niet te vergeten: uit het pedagogische klimaat.

Aangezien ook orthodox-christelijke leraren kinderen van hun tijd zijn, vraagt dit een investering van schoolbesturen en directies: identiteitsthema’s zijn niet alleen geschikt voor een stichtelijke invulling van de jaarvergadering, als alle onderwijskundige onderwerpen zijn behandeld. Ze zijn onmisbaar om achter de schooldeur echt christelijk te blijven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer