Coronacrisis leidt tot ‘meer Europa’
Als EU-landen gezamenlijk schulden aangaan en financiële risico’s delen: door de coronacrisis zijn er op dit punt ontwikkelingen waarbij het de vraag is of niet definitief wissels worden omgezet.
Nederland voelt er niets voor om op te draaien voor de gevolgen van wanbeleid elders in Europa, veelal rond de Middellandse Zee. Geen cent meer naar Griekenland, riep premier Mark Rutte ooit. Hij en minister van Financiën Wopke Hoekstra kozen voor een geharnaste opstelling toen eerder dit jaar werd onderhandeld over steun om de economische schade van de pandemie op te vangen. Woedend waren ze in het zuiden; gebrek aan solidariteit, heette het.
Maar we weten hoe het gaat: je maakt deel uit van de ‘club’, je moet toch overeenstemming zien te bereiken. Concessies zijn dan meestal onvermijdelijk.
De regeringsleiders hebben in juli een herstelfonds opgetuigd van 750 miljard euro. Daarbovenop trokken zij 100 miljard uit (het progamma SURE) voor specifiek behoud van banen. Zij zetten daarbij een belangrijke stap in de historie van de Unie: de Europese Commissie gaat zelf het benodigde geld lenen en er ontstaat dus een gemeenschappelijke schuld. Eurobonds, die aanduiding hoor je niet, maar het komt daar wel op neer.
De uitgifte van de eerste twee tranches bleek een enorm succes. Er was een stormloop van beleggers, waaronder pensioenfondsen. In oktober tekenden zij in voor 233 miljard euro, terwijl er 17 miljard viel te verdelen, in november ging het om 175 miljard op een beschikbaar bedrag van 14 miljard. Het geeft aan dat EU-staatsobligaties een aantrekkelijke investering vormen. Aanbieders van kapitaal zijn er dol op. „Een teken van groot vertrouwen in gezamenlijk papier”, concludeerde Eurocommissaris Hahn (Begroting) terecht.
Het smaakt ongetwijfeld naar meer in de toekomst. Het herstelfonds heeft een tijdelijk karakter. Maar wat is tijdelijk? Deze financieringswijze, die in de beleggerswereld geweldig aanslaat, brengt de financiële integratie wellicht in een stroomversnelling. Vast en zeker neemt de druk toe om Brussel vaker zelf geld te laten ophalen, waarbij de lidstaten garant staan voor rente en aflossing.
Iets anders om te signaleren. De ECB pleit voor oprichting van een Europese zogeheten bad bank. De banken, voorop die in de zuidelijke landen, kampen door de recessie met forse hoeveelheden slechte leningen, die waarschijnlijk niet worden terugbetaald. De gedachte is dat de beoogde instelling ze met een korting opkoopt. Dit laatste betekent weliswaar een verliespost voor de betrokken bank, maar die hoeft dan niet langer kapitaal te reserveren voor wanbetaling en krijgt daardoor ruimte om nieuwe kredieten te verstrekken en zo de bedrijvigheid te stimuleren.
De bad bank handelt elke overgenomen lening af met de tegenpartij. Mogelijk levert dat een groter bedrag op dan gedacht en wordt er winst geboekt. Daar zijn vanuit het verleden voorbeelden van. Maar verlies –minder opbrengst dan de aankoopkosten– kan eveneens. De lidstaten moeten in ieder geval de portemonnee trekken voor het opkopen van de leningen en zij dragen samen de eventuele verliezen.
Het lijkt erop dat de coronacrisis –ondanks soms stevige botsingen, nu weer rond Hongarije en Polen– uiteindelijk leidt tot ‘meer Europa’. Daar wordt vast niet iedereen blij van.