Het zwartepieten over de schuldvraag bleek begonnen, want een van de betrokken examinatoren W. van B. B. stelde dat hij meermalen valse buitenlandse rijbewijzen had overhandigd aan zijn leidinggevenden. „Maar steeds kreeg ik de opdracht om toch het examen af te nemen. In een telefoongesprek werd me zelfs verteld dat ik niet zo moest zeuren”, aldus Van B. B.

In maart maakte justitie bekend dat het drietal binnen een jaar 577 valse Iraakse rijbewijzen zou hebben omgezet in Nederlandse. Daarnaast zouden zeker duizend Nederlandse rijbewijzen zijn ’geregeld’ voor kandidaten die meermalen waren gezakt. De examinatoren van de afdeling bureau nader onderzoek rijvaardigheden (BNOR) vielen op omdat ze een buitengewoon hoog slagingspercentage hadden.

Volgens Van B. B. kwam dat doordat al zijn kandidaten meerdere tussentijdse toetsen gedaan hadden. „Die rijbewijzen waren vals, maar daar kon ik niets aan doen. We namen de examens gewoon af.” Volgens de examinator kunnen de geslaagden wel goed autorijden.

Zegwaard ontkende dat hij signalen over fraude had ontvangen. „De examinator heeft de taak scherp te letten op valse rijbewijzen. Als hij het gevoel heeft dat een rijbewijs vals is, dan moet hij dat melden bij een leidinggevende.”

Zegwaard noemde de problemen met de Rotterdamse rijschool ’extreem’. „Bij andere rijscholen waren er soms ook wel problemen, maar lang niet zo omvangrijk als in deze zaak.”

De rechtbank verbaasde zich maandag over de simpelheid van de valse paspoorten. Voorzitter S. van Klaveren vergeleek de rijbewijzen met paspoorten die kinderen tijdens een themaweek op de basisschool zelf in elkaar knutselen. „Op basis van deze vodjes zijn een kleine duizend paspoorten afgegeven”, stelde hij vast.

Het CBR geeft geen commentaar tot na de uitspraak van de rechtbank. De zaak wordt dinsdag voortgezet. De uitspraak volgt waarschijnlijk twee weken later.