Duitstalige Joodse dichter Paul Celan balanceert op de rand van het zwijgen
Met de publicatie van alle gedichten van Paul Celan in vertaling heeft de Utrechtse oud-hoogleraar Duitse letterkunde Ton Naaijkens de kroon op zijn werk gezet.
De Duitstalige, Joodse dichter Paul Celan werd als Paul Antschel in 1920 in het Roemeense, thans tot Oekraïne behorende Czernowitz geboren. In 1970 maakte Paul Celan een einde aan zijn leven en verdronk hij in de Seine in Parijs.
Celan groeide op in een tijd van grote omwentelingen in Europa. Met het verdwijnen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie in 1918 stond ook de leefwereld van de omvangrijke Joodse gemeenschap in Midden-Europa ernstig onder druk. Waar moesten deze Joodse mensen heen nu de oude grenzen van Roemenië en Hongarije waren verschoven en het aan Roemenië grenzende Galicië met zijn prachtige Joodse cultuur zelfs ophield te bestaan? Sommigen emigreerden naar de Verenigde Staten, anderen zochten hun toevlucht in Wenen.
Nadat Oostenrijk in 1938 deel was geworden van het nationaal-socialistische Duitsland zaten de Joden in de val. Zo ook Paul Celan en zijn ouders. De ouders werden vermoord in een concentratiekamp. Paul Celan overleefde het Derde Rijk in werkkampen in Roemenië.
Nergens thuis
De constante dreiging van geweld en vernietiging hebben gemaakt dat Paul Celan nergens meer werkelijk een thuis kon vinden, noch in Oostenrijk, noch in Parijs en evenmin in Israël. Toch was er één verblijfplaats waar Celan steeds voor korte tijd tot zichzelf kon komen: het dichterlijke woord, de poëzie.
Ton Naaijkens wijst er in zijn voortreffelijke nawoord bij deze kloeke bundel op dat de Duitse taal voor Celan een ambivalente betekenis bezat. Duits was immers de taal van de onderdrukkers en moordenaars. Maar Celan liet zich zijn Duitse taal niet ontnemen en schiep in zijn gedichten een Duitse tegentaal die zich onttrekt aan bruutheid en die een geheim met zich meedraagt.
Paul Celans taal is niet gemakkelijk consumeerbaar. Veel van zijn gedichten zijn op het eerste gezicht hermetisch. Ze balanceren op de rand van het zwijgen. Maar ze zwijgen uiteindelijk toch niet helemaal en verleiden de lezer tot het zoeken naar verbinding en betekenis op grond van vertrouwde woorden. Zulke woorden zijn: zwart, nacht, pijn, schaduw, ijzer, schuld, stof, wond, sneeuw en oog.
Het lezen van bundels als ”Roes en memorie” (1952) en ”De niemandsroos” (1963) leidt tot herhaalde vragen en dwaalsporen, maar ook tot voldoening en intellectuele winst, wanneer de zon doorbreekt en verbanden zichtbaar worden. Hoe lang deze ontcijferde betekenissen aanhouden, is dan de vraag. Net als de verhalen van de door hem bewonderde Franz Kafka sluiten Celans gedichten zich weer, totdat een nieuwe poging tot duiding volgt.
Fuga van de dood
De verschrikkingen van de Shoah, de vernietiging van het Europese Jodendom, zijn een centraal gegeven in de gedichten van Paul Celan. Het gedicht ”Fuga van de dood” met zijn schrijnende tegenstelling tussen de klassieke Duitse vrouw Margarete (Gretchen uit ”Faust”) en de Joodse Sullamith (uit het Hooglied) heeft het beeld van Celan als dichter van de Shoah in brede kringen, ook in Nederland, bepaald.
Het universum van deze vaak zeer symbolische poëzie reikt echter veel verder, zowel wat de Europese geschiedenis betreft, als in geografische zin, alsmede in de relatie met vrouw en kind en andere geliefden. Taal en poëzie zijn een houvast, ook als het om de liefde gaat, maar de kloof tussen het verlangen naar de rust in de relatie met de ander en de onrust over de constante bedreigingen van buiten en vanbinnen blijven bestaan. Celan zocht ook naar God, maar deze zoektocht eindigde in twijfel en scepsis. Op 20 april 1970 was de kloof die Celan lange tijd met zijn poëzie kon overbruggen ondraaglijk geworden.
Open kaart
Vertalen van poëzie is een hachelijke zaak, omdat elementen van het oorspronkelijke gedicht altijd verloren gaan. Ton Naaijkens speelt open kaart met de lezer door samen met zijn vertalingen de oorspronkelijke teksten van Celan af te drukken. Iedereen kan de vertalingen tegen het licht houden en eventueel verbeteren, zoals Naaijkens zelf terecht constateert.
Boekgegevens
Verzameld Werk, Paul Celan (vert. en toelichting Ton Naaijkens); uitg. Athenaeum – Polak en Van Gennep; 920 blz.; € 35,-.
Ik hoorde spreken
Ik hoorde spreken van
een steen in het water en een kring
en boven dat water een woord
dat de kring om de steen legt.
Ik zag mijn peppel naar het water gaan,
ik zag hoe zijn arm de diepte in tastte,
ik zag zijn wortels de hemel om nacht smeken.
Ik snelde hem niet na,
raapte van de grond slechts de kruimel
die de vorm van jouw oog heeft en adel,
ik maakte het woordensnoer los van je hals,
omwikkelde de tafel ermee, waar de kruimel nu lag.
En zag mijn peppel niet meer.
(Uit: ”Van drempel naar drempel”, 1955)