Echte gemeenschap
Amos 3:3
„Zullen twee tezamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?”
Onder alle kommer en moeite die er is in het opvoeden van de kinderen leefde Noach echter afgetrokken van de aardse dingen. Hij wandelde en leefde in een nauwe gemeenschap met God. Evenals Paulus zegt: „Die vrouwen hebben als niet hebbende, want de gedaante dezer wereld gaat voorbij.” Zijn vrouw en kinderen namen zijn hart niet, maar de Heere had Zich Meester van zijn gehele hart gemaakt. Om met God te wandelen noem ik de woorden van Amos. De profeet wil zeggen: twee mensen zullen in een nauwe vereniging en gemeenschap niet samen wandelen, of zij moeten eerst in een bijzondere betrekking en vereniging met elkaar gekomen zijn. Inzonderheid wanneer zij in vijandschap met elkaar zijn. Zo is het dan met God en de mens gelegen: die zijn toch volslagen vijanden van elkaar door de zonden en door de strijdigheid van hun naturen. Zal een mens met God wandelen, dan moet er eerst vrede gemaakt worden. Gods vijandschap tegen de zondaar moet weggenomen worden door de Middelaar, en door het geloof in Hem, en een genadige volkomen rechtvaardigmaking. En vijandschap van de mens tegen God moet weggenomen worden, door de wedergeboorte en vernieuwing naar Gods beeld door de Heilige Geest. Dit geschiedt dadelijk tussen God en die mensen die tot die wandel met God verwaardigd worden.
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam
(”Verzameling van veertien preken”, 1766)