Droomwereld van de Zweedse folklore
Mora, daar moet je zijn als je iets wilt proeven van Zweden. Van dat oude, nostalgische noorderland van de middernachtzon, van de staafkerken, van de folkloristische kleding en volksdans. Het Zweden dat terug te vinden is op de schilderijen van Anders Zorn.
Wie geen geld, tijd of zin heeft om maar het Zweedse Mora af te reizen, kan terecht in het Haagse Kunstmuseum. Daar hangen zo’n 150 werken van de Zweedse kunstschilder Anders Zorn (1860-1920): portretten en genrestukken in tekening, aquarel of olieverf. Je hoeft niet eens van schilderijen te houden om toch geboeid te worden door dat Scandinavische platteland. Natuurlijk, Zorn romantiseerde Mora wel een beetje; altijd mooi weer, elke bouwval is bevallig en armoede heeft bij hem een eigen charme; zelfs het Romagezin, ploeterend in een smederij, ziet er best gelukkig uit. Elke penseelstreek van Zorn vertelt van de liefde voor zijn Mora, het omliggende landschap Dalarna en de uitgestrekte meren Siljan en Orsasjön. Ook nu –honderd jaar na het sterven van Zorn– trekt Mora veel toeristen. Allemaal op zoek naar wat Zorn er gevonden heeft; de Zweedse idylle.
Zorn is in zijn tijd geen uitzondering, hij leeft in een periode van nationalisme. De Europese landen zijn op zoek naar hun eigen identiteit, naar het recht van hun bestaan. Het mondt uit in een emotionele koestering van het vaderland. Het Drents Museum in Assen heeft dat eerder in beeld gebracht in een drietal tentoonstellingen; ”The Glasgow Boys”, over het Schots impressionisme, ”Peredvizhniki”, over het Russisch realisme en ”Sprezzatura”, de Italiaanse schilderkunst tussen 1860 en 1910.
Tegelijkertijd is er naast die hang naar het geliefde vaderland de stroming die het rauwe, onbarmhartige leven in die tijd schildert. De verschoppelingen –dronkaards, vrouwen en kinderen die het kind van de rekening zijn– worden in alle eerlijke oneerlijkheid geschilderd. De arbeiders in bouwputten, in mijnen, in fabrieken en weverijen, op het land en in de steengroeven en brouwerijen. Belgen als Charles Degroux en Constantin Meunier zetten met hun sociaal-realistische schilderkunst het onrecht op de Belgische politieke agenda. Maar in Zweden maakt dat dan nog deel uit van de nostalgische werkelijkheid.
Zornpalet
Anders Zorn groeit niet op in diepe armoede, evenmin in grote rijkdom. Zijn vader –die hij overigens nooit zal ontmoeten– is een Duitse bierbrouwer, zijn moeder een seizoenarbeidster in het Zweedse Uppsala. Na de dood van zijn vader ontvangt Anders een erfenisje, dat hem samen met steun van wat Zweedse bierbrouwers de mogelijkheid geeft om een kunstopleiding in Stockholm te volgen. En hij blijkt erg veel talent te hebben. Vooral zijn portretten zijn in trek. Zorn past zich makkelijk aan, voelt zich overal thuis en is al snel kind aan huis bij de Europese vorstenhoven. Zijn bekoorlijke societyportretten brengen hem roem en rijkdom, hoewel hij mensen niet beter afbeeldt dan ze in werkelijkheid zijn. Hij lijkt dwars door zijn modellen heen te kijken en schildert ze graag in hun eigen omgeving met hun favoriete objecten, zoals een boek of een schildersezel. Dat is overigens niet altijd een succes. De Finse kunstverzamelaar Herman Frithiof Antell verbrandt een van hem gemaakt portret. Zorn verbergt op het schilderij niet diens dronkenschap, maar accentueert die juist.
Zijn werk brengt Zorn zelfs in de Verenigde Staten en langere tijd woont hij in Parijs. Maar Zweden blijft trekken; zijn geboorteland, zijn geboortegrond kan hij niet vergeten. De nationale folklore, de traditionele leefwijze van de Zweed. De portretten raken wat op de achtergrond en Zorn specialiseert zich in genrestukken, het alledaagse leven en de landschappen. Hij werkt realistisch, herkenbaar tot in detail, maar tegelijk zijn de impressionistische invloeden herkenbaar, brede penseelstreken die de sfeer van het werk versterken. Als het om de kleuren gaat gebruikt hij –wat later genoemd wordt– het Zornpalet. Uit gebroken wit, okergeel, vermiljoenrood en ivoorzwart mengt hij al zijn kleuren.
Beeldhouwwerk
Het Haagse Kunstmuseum werkte voor de overzichtstentoonstelling samen met het Nationalmuseum in Stockholm en het Zorn Museum in Mora, dat indertijd door de schilder zelf is gesticht. Voor dit museum bracht hij niet alleen eigen schilderwerk in, maar ook traditionele stoffen, houten paarden en andere folkloristische objecten. Zorn was niet alleen schilder, hij was ook etser en beeldhouwer. Het zou mooi zijn geweest als er ook beeldhouwwerk te zien zou zijn op de tentoonstelling, bijvoorbeeld in plaats van de zaal met een ander genre waarin Zorn zich specialiseerde: het vrouwelijk naakt. Aanvankelijk heeft hij succes met deze voorstellingen, later is het juist aanleiding tot kritiek op zijn werk. Een van zijn schilderijen wordt voor de Salontentoonstelling in Parijs als te shockerend ervaren.
In Mora laat Zorn door lokale ambachtslieden een groot houten huis bouwen, gebaseerd op zijn idee van een woning uit de oude Vikingtijd. Hij krijgt de smaak te pakken en laat uit het hele land oude woningen en boerderijen naar Mora transporteren. Het resulteert ten slotte in Gammelgard, een openluchtmuseum aan het Siljanmeer. Na Zorns dood, in 1920, zet zijn vrouw Emma het museum en het beheer van zijn werken voort.
Informatie
”Anders Zorn. De Zweedse idylle” is tot en met 31 januari te zien in Kunstmuseum Den Haag.
www.kunstmuseum.nl