Wees maar zuinig op centraal eindexamen
Een onafhankelijke externe meetlat blijft nuttig en noodzakelijk. Het houdt het gesprek over de kwaliteit van ons onderwijs gaande. Het helpt om scholen met elkaar te vergelijken en ons te verantwoorden.
Onder bijzondere omstandigheden hebben dit jaar veel leerlingen een diploma gehaald. In de meeste gevallen zal dat, ook in dit jaar, dik verdiend zijn. Het diploma van deze leerlingen is een tastbaar bewijs dat de benodigde kennis is aangeleerd en verwerkt. Net als in andere jaren zullen er ook leerlingen zijn die, naar de mens gesproken, met een flinke portie ”geluk” toch een diploma hebben gehaald. Niets nieuws dus.
Wat te verwachten was, gebeurt nu: de coronacrisis wordt aangegrepen om een oude discussie op te rakelen. De discussie over het nut en de noodzaak van een centraal schriftelijk eindexamen (cse). Hoewel ik veel respect heb voor de enorme staat van dienst van Van Meeuwen verbaast het mij hoe hij, op basis van wankele argumenten, gemakkelijk meegaat in deze discussie (RD 1-9). Ik pleit ervoor om verstandig na te denken over verbeteringen maar daarbij wel voorzichtig te zijn. Voor je het weet, gooi je iets goeds weg.
Waarde diploma
Van Meeuwen begint zijn pleidooi met te stellen dat het diploma 2020 absoluut niet onderdoet voor de eerder behaalde diploma’s. Deze stelling baseert hij op de aanname dat docenten zelf professioneel genoeg zijn om te bepalen of een leerling klaar is voor de verschillende typen vervolgonderwijs. Een cse is dus niet nodig.
Vanwaar zo kort door de bocht? Laten we eerst maar eens kijken hoe het cohort examenkandidaten 2020 het gaat doen op de vervolgopleiding, in plaats van nu al zulke stevige conclusies te trekken.
De auteur baseert zich in het hele artikel op de professionaliteit van de docent. Zonder die professionaliteit in twijfel te trekken, zie ik wel grote verschillen in talenten bij docenten. Professioneel betekent niet dat je in alles goed bent! Een goede docent is niet per definitie in staat om goede objectieve toetsen te maken; dat is weer een vak apart!
Andere landen
Van Meeuwen betwijfelt het nut en de noodzaak van een objectieve externe standaard om de civiele waarde van het diploma te borgen. Hij voert daarbij aan dat er nogal wat landen zijn waar het anders gaat en leerlingen ook kunnen doorstromen. Aangezien er in die andere landen veel meer in het onderwijssysteem anders is dan bij ons, worden hier appels en peren met elkaar vergeleken. Op basis van die gebrekkige vergelijking kun je niet zomaar de waarde van ons cse ter discussie stellen.
Ook de extra toelatingstoetsen bij vervolgopleidingen zijn geen argument. Met de enorme keuze aan vervolgopleidingen ontkom je daar ook niet aan. Natuurlijk zal bijvoorbeeld een pabo (onze toekomstige leerkrachten worden hier opgeleid!) bovengemiddelde specifieke eisen stellen aan de taal- en rekenvaardigheden! De kans op succes op de pabo wordt voor de student zo alleen maar groter.
Sommigen binnen het onderwijs spreken in deze discussie denigrerend over ”een cognitief kunstje” en een ”diplomapapiertje”. Het lijkt helaas wel of de auteur zich hierin kan vinden. Los van het feit dat het niet terecht is, is het geen taalgebruik dat stimulerend werkt voor de huidige examenkandidaten.
Valt er dan niets te verbeteren aan het cse? Natuurlijk wel! Op een verstandige wijze daarover nadenken, kan alleen maar winst opleveren. We moeten ons blijven bezinnen op de verhouding 50/50 tussen schoolexamen en cse of op de examenonderwerpen. Maar daarover nadenken met bij voorbaat de gedachte dat docenten het allemaal zelf kunnen, lijkt me niet realistisch en doet een vruchtbare discussie geen recht.
In het slot van zijn artikel komt Van Meeuwen met wat ideeën over hoe het wel zou kunnen in zijn ogen. Hij pleit voor een nieuw ontwerp, mede gebaseerd op Curriculum.nu. Daarbij zegt hij dat een zekere mate van standaardisatie in de toetsing toch nodig is. Het blijft vaag wat hiermee wordt bedoeld.
Bijzonder onderwijs
In dit deel van het artikel begint het onderwijs dat hij voorstaat zelfs te lijken op 70 procent openbaar onderwijs, aangevuld met 30 procent bijzonder onderwijs. Ik zou maar gaan voor 100 procent bijzonder onderwijs. De identiteit van onze scholen moet en mag elke les doorklinken en moet volledig geïntegreerd zijn in ons hele curriculum. Dat vraagt professionele docenten, van harte verbonden met de grondslag van onze scholen.
Daarbij blijft, met alle verschillen in docenten en scholen, een onafhankelijke externe meetlat nuttig en noodzakelijk. Het houdt het gesprek over de kwaliteit van ons onderwijs gaande. Het helpt om scholen met elkaar te vergelijken en ons te verantwoorden. Dankbaar mogen we vaststellen dat het onderwijs op reformatorische grondslag het best goed doet in Nederland. Laten we daar zuinig op zijn.
De auteur is voorzitter van het College van Bestuur van het Ichthus College in Veenendaal.