Niets nieuws onder de zon: Italië was bij komst euro al zorgenkind
„De Italiaanse overheidsfinanciën vormen de grootste bedreiging voor de stabiliteit van de muntunie.” Velen zullen het beamen. Echter, dit is geen uitspraak van nu, maar een citaat uit 1998.
Van 2010 tot ver in 2015 spant het er voortdurend om of Griekenland zijn schulden kan blijven afbetalen. Tegelijk wordt gevreesd voor een olievlekwerking. Beleggers zien wel dat ook Italië er niet best voorstaat. En daarbij gaat het om een veel grotere economie. Als dat land op een faillissement afstevent, zal dat vrijwel zeker het einde van de euro betekenen.
In 2018 is er opnieuw onrust rond Italië. De populistische coalitie van Lega Nord en de Vijfsterrenbeweging wil de EU-begrotingsregels versoepelen, het eigen tekort laten oplopen, een basisinkomen invoeren voor de armen. Waarschuwingen klinken: levensgevaarlijk voor de gezamenlijke munt.
Dan naar de actualiteit. Dat Italië zwaar getroffen is door het virus, daar heeft het geen schuld aan. Maar de economische gevolgen waren minder ernstig geweest als opeenvolgende regeringen er gezorgd hadden voor sanering en hervormingen.
De Europese Centrale Bank (ECB) kwam in maart met een vangnet. Het massaal opkopen van staatsobligaties moet voorkomen dat de rentelast te hard stijgt en het land geen kapitaal meer kan aantrekken op de markten. Ondertussen woedt de discussie binnen de EU voort: hoeveel geld vrijmaken voor deze lidstaat, giften of leningen, met of zonder voorwaarden? Wie streng is, haalt zich de woede van heel Zuid-Europa, inclusief Frankrijk, op de hals.
Italië en economische problemen is een combinatie die we reeds lang kennen. Niets nieuws onder de zon. Bij de oprichting van de muntunie, eind vorige eeuw, speelde ze al een hoofdrol. Ik ben eens de handelingen gaan nalezen van het debat in de Tweede Kamer in april 1998 over de start, op 1 januari 1999, van onderling niet meer te wijzigen wisselkoersen, drie jaar later gevolgd door invoering van de fysieke euro. Waar draaide het vooral om? Precies, om Italië: was dat land wel klaar om mee te doen?
Het vermelde citaat is van VVD-leider van destijds Frits Bolkestein. Diens collega Bas van der Vlies van de SGP: „Dat aan de voltooiing van de monetaire unie niet financiële, maar politieke motieven ten grondslag liggen, is steeds duidelijker geworden.” Wie maakt zich nog hard voor een reële toetsing aan de toelatingseisen?, vroeg hij zich af. Eimert van Middelkoop van het toenmalige GPV: „Je hoeft geen last van spaghettifobie te hebben om ernstig te twijfelen aan de duurzaamheid van het Italiaanse rapport. Ze kunnen daar net zo knap boekhouden als voetballen.”
De staatsschuld van Italië bedroeg 122 procent van het bruto binnenlands product (bbp), terwijl 60 procent of een afname in een bevredigend tempo naar dat niveau als criterium gold. In 2019, voor de coronacrisis, was de schuldratio nog hoger dan toen. Ruim twintig jaar verstreken, een periode met van Italiaanse zijde een aaneenrijging van gebroken beloften en afspraken. Orde op zaken stellen, het is er nooit echt van gekomen.
Nog even het debat in 1998. Bolkestein verwees naar vice-president Padoa-Schioppa van de centrale bank van Italië. Die had in een krant gezegd: de Italianen mogen na decennia van wanbeleid niet verwachten dat de rest van Europa hen zomaar vertrouwt. Misschien iets voor de huidige regering in Rome om over na te denken.