Column: Ogenblik
Het was in de tijd dat ik nog docent Nederlands was. Dat schooljaar was ik mentor geworden van een tweede klas vmbo. Zo’n 25 totaal verschillende jongeren van wie het de bedoeling is dat ze een klas vormen; het liefst een fijne groep.
Het is dan van belang zo snel mogelijk de namen te kennen. Bij twee leerlingen was dat lastig: een olijke tweeling, meiden die wel heel veel op elkaar leken. Klein van stuk en vol levenslust.
Twee andere leerlingen onthield ik juist snel. De één was een zittenblijver. Hij stak met kop en schouders boven de anderen uit en sprak met een donkere stem. Hij moest een jaar overdoen omdat school voor hem totaal niet belangrijk was. Zijn houding liet zien dat hij in de zomervakantie niet van gedachten was veranderd.
De andere leerling die opviel was ook een jongen. Hij keek me nauwelijks aan. Angstig kwam hij binnen en aan alles was te zien dat ook hij geen zin had in school. Uit de leerlinggegevens werd duidelijk dat hij gepest was. En niet zo’n klein beetje ook. En dat alleen omdat het thuis erg moeilijk was.
Alle angst van dat jonge leven was op zijn gezicht en in zijn houding terug te zien. Menig kind had daar dankbaar misbruik van gemaakt. Hij was getreiterd en achterna gezeten. En in veel gezinnen was erover gepraat hoe gek deze jongen wel was. En in die families werd dan waarschijnlijk niet voor dit gezin gebeden.
Toen het schooljaar ongeveer een week oud was, kwam het erop aan. De mentorklas kwam weer bij me binnen. En ja, juist aan het begin van die les maakte de zittenblijver een rotopmerking naar de angstige jongen. Hij hoopte te gaan scoren ten koste van de ander. Een enkeling gniffelde.
Voordat ik iets kon zeggen stond een van de tweeling op. Haar donkere ogen schoten vuur. Ze liep naar de zittenblijver, keek hem een tijdje aan en zei toen zeer nadrukkelijk: „Doe niet zo stom, man!”
De grote kerel werd ineens heel klein. Met een fluisterend „sorry” keek hij schuldbewust naar de grond. Tegen zijn mentor had hij misschien nog wel in durven gaan, maar tegen zo’n klein, knap meisje kon hij niet op.
Het werd een fijne mentorklas dat jaar. In een ogenblik was de toon gezet.