Onderzoek financiering moskeeën levert weinig nieuws op
De openbare verhoren in de parlementaire mini-enquête over de buitenlandse financiering van moskeeën zitten er op. Het is nu wachten op het eindrapport. Maar na twee weken horen van getuigen kan de voorlopige conclusie zijn: veel drukte, weinig concreet nieuws en geen oplossing.
Dat er geld uit het buitenland naar moskeeën komt, is al langer bekend. Verschillende officiële rapporten hebben dat in het verleden aangetoond. Dat feit is de achterliggende weken opnieuw bevestigd, ook door vertegenwoordigers van moskeeën die in het getuigenbankje plaatsnamen. Maar wie precies de geldschieters zijn, dat konden deze voormannen niet zeggen.
Opvallend was wel dat de vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschap allen bij hoog en bij laag beweren dat er van daadwerkelijke beïnvloeding geen sprake is. De geldschieters maken de (soms forse) bedragen over uit liefdadigheid; niet om een vinger in de pap te hebben of om iets terug te krijgen.
De verhoren hebben dus geen hard bewijs opgeleverd voor de veronderstelling dat fundamentalistische leiders uit Arabische landen hier voet aan de grond proberen te krijgen. Terwijl dat juist wel de belangrijkste reden was om het parlementair onderzoek te starten.
Deels vindt dat zijn oorzaak in het opereren van de onderzoekcommissie zelf. De kritiek dat ze op verschillende momenten niet doorvroeg om achter de feiten te komen, is niet uit de lucht gegrepen. Zo verzuimde ze om de voorzitter van de stichting Waqf te bevragen over het netwerk van donateurs dat deze organisatie in de Golfregio onderhoudt. Echt ontluisterend was het verhoor van Suhayb Salam die de leiding van het verhoor min of meer zelf in handen nam. De commissie moest feitelijk machteloos toezien hoe hij de show stal.
Voor een ander deel heeft het povere resultaat ook te maken met de beperkte speelruimte van de commissie. De parlementariërs beseffen heel goed dat ze snel het gevaar lopen te worden beschuldigd van het aantasten van de vrijheid van godsdienst. Het is religieuze gemeenschappen namelijk niet verboden om contacten met het buitenland te onderhouden en daar geld van te ontvangen.
Het enige dat de politiek tot nu toe kan zeggen is dat bepaalde vormen van buitenlandse financiering ongewenst is. Maar behalve dat dit een vrij vaag begrip is, zijn er nauwelijks drukmiddelen om dit argument kracht bij te zetten. Financiering kan wel ongewenst zijn, maar is in een rechtsstaat nog niet strafbaar. Dat weten de moskeebestuurders en hun rijke relaties in het buitenland ook.
Feitelijk staat de politiek voor een enorm dilemma. De buitenlandse financiering van moskeeën is ongewenst. Daarover is iedereen het wel eens. Maar wil men die aanpakken dan zal dat consequenties hebben voor de vrijheid van godsdienst. En dat kan –wellicht onbedoeld– ook andere godsdienstige groepen raken.