Dag van kracht
Jesaja 29:18
„En te dien dage zullen de doven horen de woorden des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien.”
„Waartoe toch zal voor u de dag des Heeren zijn? Hij zal duisternis zijn en geen licht. Zal dan niet des Heeren dag duisternis zijn en geen licht; en donkerheid, zodat er geen glans aan is?” (Amos 5:18, 20). Maar op andere plaatsen wordt van de dag des Heeren als een dag der verlossing gesproken, die met vreugde, lof en dankzegging gepaard gaat. „Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda” (Jesaja 26:1). „En te dienzelven dage zult gij zeggen: ik dank U HEERE! dat Gij toornig op mij geweest zijt; maar Uw toorn is afgekeerd en Gij troost mij” (Jesaja 12:1).
Maar, vraagt wellicht iemand, hoe kan het zijn dat dezelfde uitdrukking „te dien dage” zozeer met zichzelf in tegenspraak is? Waarom spreekt de Heilige Geest van een dag, als de dingen die daarop geschieden zo ver van elkaar verschillen? Hoe kunnen op dezelfde dag donkerheid en licht, benauwdheid en vreugde, moeilijkheid en vertroosting tegelijk plaatshebben? Dat is de bedoeling van de Geest ook niet. Hij wil door deze uitdrukking aangeven dat het een dag van kracht is.
J. C. Philpot, predikant te Oakham en Stamford (”Vreugde in de God van Israël”, 2007)