Ophef over verbod op lachgas is ideologische reflex van D66 en VVD
Elke partij mag zich verzetten tegen een verbod op lachgas, ook D66 en VVD. Maar suggereren, zoals zij dinsdag deden, dat een kabinetsvoorstel daartoe uit de lucht komt vallen, is gespeelde onnozelheid.
Hoe snel heb je in Den Haag een relletje! Nauwelijks hadden Blokhuis (VWS) en Grapperhaus (Justitie) de Kamer maandag laten weten dat zij gaan werken aan een verbod op lachgas, of D66 en VVD stonden op hun achterste benen.
„Voor ons is dit een totale verrassing”, foeterde D66-Kamerlid Diertens. Ook haar VVD-collega Hermans reageerde „verrast.” Daarmee suggereerden zij dat het initiatief van CU-bewindsman Blokhuis om lachgas onder softdrugs te gaan rekenen –waardoor dit geestverruimende middel grotendeels verboden wordt– bij hen de uitwerking had van een donderslag bij heldere hemel.
Dat is vreemd. De actie van Blokshuis is immers het tegendeel van een impulsieve daad. Was het niet het toenmalige PvdA-Kamerlid Volp, zelf huisarts, die al in 2016 aan de bel trok en per motie vroeg om nader onderzoek door het Trimbos-instituut?
Trimbos adviseerde de overheid, gezien de risico’s van lachgas, in overleg te gaan met leveranciers en de horeca om tot vrijwillige beperking van het gebruik te komen. Met beperkt resultaat; incidenten, zoals door lachgas veroorzaakte verkeersongelukken, namen alleen maar toe. Dit was voor Blokhuis aanleiding om in april dit jaar de Commissie Risicobeoordeling nieuwe drugs aan het werk te zetten.
De recent naar buiten gekomen conclusies van deze commissie: gebruik van lachgas als roesmiddel neemt sterk toe. Bijna 15 procent van de 20-24-jarigen gebruikte het in het afgelopen jaar. Vergeleken met andere verdovende middelen scoort lachgas „hoog op risico’s.” Na gebruik ervan –ook in minder grote hoeveelheden– treden regelmatig duizeligheid op en tintelingen in handen en voeten. Excessieve inname kan zelfs tot een dwarslaesie leiden.
De commissie vindt het daarom gerechtvaardigd als oneigenlijk gebruik van lachgas voortaan onder de Opiumwet zou vallen.
Heldere taal, toch? Waarom als coalitiepartner dan zó ‘verrast’ reageren wanneer de staatssecretaris, op basis van het advies van deskundigen, aankondigt tot actie over te gaan? Een daad waartoe een bewindsman sowieso gerechtigd is, zonder dat hij daarvoor in het weekend alle coalitiewoordvoerders hoeft af te bellen of in te seinen.
Wie de verwikkelingen op het terrein van lachgas de laatste jaren gevolgd heeft, kan alleen maar tot de slotsom komen dat het kabinet haar bemoeienis met dit dossier rustig en stapsgewijs heeft opgeschaald. En dat verdergaande stappen pas in beeld kwamen nadat duidelijk werd dat vrijwillige maatregelen om het gebruik te beperken, niet werkten.
Daarom nog één keer de vraag: Waarom deze met zoveel met nadruk geëtaleerde verbazing? Zou het misschien zo zijn dat de conflictbezwerende kracht die van het regeerakkoord uitging, na ruim twee jaar regeren steeds meer raakt uitgewerkt? En dat als gevolg daarvan libertaire partijen als D66 en VVD, die vorige jaar met enige moeite het Preventieakkoord slikten, terugvallen in oude, bij hen passende reflexen, zoals: „Oppassen voor betuttelende neigingen van een zedenprekende partij als de CU?” Waardoor een inhoudelijk debat over lachgas, op basis van onderzoeksgegevens, overbodig wordt verklaard.