Niet langer radiostilte over Israëlische acties tegen Iran
Dat de spanningen tussen Israël en Iran gestaag oplopen, behoeft nauwelijks betoog. Er zijn echter nieuwe ontwikkelingen, die de kans op een openlijk conflict nog aanzienlijk verhogen.
Uitgebreide internationale persaandacht was er niet, toen Israël op 20 november tientallen doelen in Syrië aanviel. Behalve dan in de Syrische staatsmedia, die ronkende berichten de wereld in stuurden. De overgrote meerderheid van de door Israël afgevuurde raketten zou zijn neergehaald. En de „zionistische vijand” moest zich op een passende vergelding voorbereiden.
Opmerkelijker was echter dat de Israëlische pers het nachtelijke offensief in het buurland nogal breed uitmat. Dat kon ook, doordat zowel hoge Israëlische militairen als politieke kopstukken zich openlijk over de acties uitlieten. Dat was een belangrijke afwijking van het heersende beleid om vooral de stilte over dit soort operaties te bewaren.
De vraag is waarom die strategie kennelijk werd doorbroken. Enerzijds zou het kunnen duiden op een bewuste keus van premier Benjamin Netanyahu om te laten zien dat het hem ernst is met het waarborgen van Israëls veiligheid. Dat zou hem in de komende verkiezingscampagne politiek voordeel kunnen opleveren. Anderzijds zou het erop kunnen wijzen dat de militaire confrontatie tussen Israël en Iran in de buurlanden van de Joodse staat inmiddels zo nadrukkelijk aan de oppervlakte komt, dat er nog nauwelijks sprake van radiostilte kán zijn.
Dat laatste heeft nog een andere reden. De afgelopen jaren hadden de Israëlische acties aan de noordgrens plaats tegen de achtergrond van de Syrische burgeroorlog. In al het strijdgewoel kregen de –vermoedelijk meer dan duizend– luchtaanvallen die de Joodse staat uitvoerde, vrij weinig aandacht. Daardoor verliep ook de Iraanse opbouw in Syrië grotendeels onopgemerkt.
Maar niet voor Israël. Niet voor niets waren de meeste doelen die de Israëlische luchtmacht in Syrië trof bases en wapenopslagplaatsen van de Iraanse Quds Forces (Jeruzalem Strijdkrachten). Die vormen het zoveelste bewijs dat de Islamitische Republiek zich militair steeds verder langs de noordgrens van de Joodse staat heeft ingegraven. Die dreiging komt bovenop de Iraanse steun aan de Libanese Hezbollah en aan Palestijnse terreurbewegingen als Islamitische Jihad en Hamas.
De kersverse Israëlische minister van Defensie, Naftali Bennett, maakte er vorige week geen geheim van dat Israël de komende tijd nóg agressiever tegen de Iraanse dreiging zal optreden. Hij sloot zelfs gerichte uitschakeling van militaire leiders –zowel van Iran als van zijn bondgenoten– niet uit. De recente liquidatie van Abu al-Ata, de Palestijnse commandant van de door Iran gesteunde Islamitische Jihad in de Gazastrook, wees ook al in die richting.
Al die Israëlische operaties hebben Iran bepaald niet op andere gedachten gebracht. Via een uitgekiende politiek van infiltratie, steun aan terreurgroepen en openlijke militaire opbouw, heeft de Islamitische Republiek de Joodse staat in de tang genomen – van Teheran tot Beiroet. Dat wordt in Jeruzalem terdege beseft. Vroeg of laat zal bijna onvermijdelijk escalatie volgen.
Analisten zeggen daar steevast bij dat geen van de partijen daar momenteel belang bij heeft. Soms word je echter door de ontwikkelingen ingehaald.