Biografie ds. A. Vergunst heeft spiegelfunctie
Dienen, leiden, samenbinden. Met die woorden heeft Wim Kranendonk leven en werk van ds. Arie Vergunst (1926-1981), predikant in de Gereformeerde Gemeenten, willen typeren in een lezenswaardige biografie.
Voor de persoonlijkheid van ds. Vergunst gebruikt Kranendonk, uitgever bij De Banier, openhartig en eerlijk woorden als: bruisend, energiek, impulsief, onstuimig, maar ook joviaal, bewogen, verzoeningsgezind, humoristisch, soms ook diplomatiek of onberekenbaar.
Maar vooral schetst hij hem als prediker van het Woord. En hoe? Alles overziende concludeert de biograaf: „Het aanbod van genade en hoe dat concreet gestalte dient te krijgen in de prediking loopt als een rode lijn door zijn ambtelijke leven. (…) In de preken van ds. Vergunst was Gods liefde de grondtoon, niet de bekeringsweg in staten en standen. Evenmin lag bij hem het accent op de beleving van de vierschaar of het mogen uitroepen van ”Abba Vader”.” Maar ook was hij „bezorgd over het opkomend verbondsautomatisme”, met onderbelichting van „Gods verkiezend handelen en het toepassend werk van de Heilige Geest.”
Een hoofdstuk dat specifiek aan de prediking is gewijd, begint met een citaat: „De prediking van het Evangelie is aanbieding van Gods genade. God heeft geen lust aan de dood van een zondaar maar dat hij zich bekeert. Er is verzoening door het bloed van Jezus Christus.” Een zoekende zondaar moet naar Christus uitgedreven worden.
Moeder Vergunst, Francina Everdina Florentina Roelofsen, had toen ze zwanger was van Floor, de in 2017 overleden ds. E. F. Vergunst, de overtuiging dat deze ooit predikant zou worden. Van Arie had ze die overtuiging niet. Het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten oordeelde anders. Arie werd op 7 juni 1946, samen met onder anderen (de jong overleden) Jan Wisse Kersten, aangenomen en werd de jongste student aan de Theologische School. Wat zijn geestelijke ligging betreft werd hij al vroeg gevormd door de theoloog Thomas Boston en door de Engelse en Schotse puriteinen, die in zijn ouderlijk huis, evenals trouwens Calvijn, hoog werden gewaardeerd.
Met 24 jaar werd hij de jongste predikant. Nauwkeurig volgt Kranendonk ds. Vergunst dan op zijn weg door de gemeenten: Zeist, Corsica, Rotterdam-Centrum, Veen en Kalamazoo. Toen hij in 1953 –op zondag!– afscheid nam van Zeist, kort na de kerkscheuring waarbij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland ontstonden, schreef hij in de laatste kerkbode van dat jaar dat niets hem meer zou verdrieten dan dat het „twistvuur” in de gemeente zou ontbranden, waarvan in Zeist overigens geen sprake was.
In Corsica was het even wennen. De kerkenraad vond het bijvoorbeeld „werelds” als hij lopend naar de kerk kwam, hoewel hij maar tien minuten van de kerk woonde. Als hij wandelde was de kans van wereldse verleiding te groot.
In Rotterdam mocht hij juist niet van de auto gebruikmaken op zondag. Sommigen vonden de nieuwe dominee „te modern.” Zijn haar was te lang en zijn preken waren te kort.
In Rotterdam werd hij geraakt door de aan de gang zijnde kerkverlating. De sloop van de hervormde Koninginnekerk deed hem pijn. Maar ook zijn Boezemsingelgemeente ging in zijn tijd, bij alle zegen die hij er ervoer, al terug van 2300 naar 1714 leden. Hij worstelde met de vraag: „Heb ik deze vertrekkende jongeren en ouderen wel voldoende laten horen hoe goed het is de Heere te dienen?”
Toen hij, na Veen, naar Kalamazoo vertrok, gaf dat een schok. Zijn vertrek werd menselijk gezien verklaard vanwege „het vele werk en de zorg over verdrietige ontwikkelingen binnen het geheel van de Gereformeerde Gemeenten.”
Breuk
De breuk in zijn kerkverband in 1953 heeft hij zijn leven lang als een wond meegedragen. Maar zijn standpunt in het geding tussen dr. C. Steenblok en ds. R. Kok was niet onduidelijk. Hij stond dichter bij ds. Kok dan bij dr. Steenblok. Het meest onthullende in de voorliggende biografie is een briefwisseling uit 1949 van ds. Vergunst met ouderling en schoolhoofd J. L. Geluk te Tholen. Hij „durfde zeggen” dat de visie van Steenblok „om alles uit het licht der verkiezing te zien… ketters is.” „Wij tasten de menselijke verantwoordelijkheid aan; wij willen dan ons systeem passend maken.” Een ouderling in Rotterdam legde zijn ambt neer vanwege „geestelijke achteruitgang” die hij in de prediking van ds. Vergunst ervoer inzake „het aanbod der genade”: gebracht „in algemene zin”, „voor de hele gemeente.” Ze hebben elkaar later wel de hand weer gereikt, want ds. Vergunst was altijd uit op verzoening. En ds. F. Mallan zei later dat ds. Vergunst „een eerlijk karakter” had.
Tragisch is wel de verwijdering die optrad tussen hem en zendingspredikant ds. L. Huisman, die kritisch kwam te staan ten opzichte van de vigerende leer en specifiek „de ongereformeerde scheiding tussen doop en avondmaal” benoemde. Nochtans beschuldigde hij hem nooit van „een valse leer.”
Kranendonk tekent uitvoerig en eerlijk een van de meest ingrijpende kwesties binnen de Gereformeerde Gemeenten, die tot vandaag doorwerkt. Als zodanig heeft deze biografie een spiegelfunctie. Uitdrukkingen bijvoorbeeld als remonstrants (voor ds. Kok) en niet of minder bevindelijk (voor ds. H. Rijksen en ds. L. Huisman) werden toen intern gebezigd, waar het ging om het aanbieden van de genade en het aannemen ervan in waarachtig geloof.
Die spiegelfunctie heeft het boek ook als het gaat om het verlangen bij ds. Vergunst naar eenheid van gereformeerde belijders. Met liefde en overtuiging diende hij de eigen gemeenten in de kerk, waarvoor hij vijf keer synodepreses was. Maar hij waarschuwde voor kerkelijke zelfgenoegzaamheid en zocht en vond geestverwanten over kerkmuren heen. Zijn lezing tijdens een door het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond belegde predikantenconferentie, ”Quis non fleret?” (Wie zou niet wenen?), over de verscheurdheid van de gereformeerde gezindte, heeft een lange echo gehad.
Contact met hervormden
Een heel hoofdstuk wijdt Kranendonk aan de verhouding van ds. Vergunst tot de hervormd-gereformeerden. Zo’n gedwongen verhouding was er al familiair, tussen broer Floor en hem, zeer verknocht, soms schurend inzake de kerk.
Met Panc Vermaat, Wim Vlasblom en Cock Blenk trok hij naar Utrecht, toen hij bij prof. dr. S. van der Linde een doctoraalstudie deed over Godefridus Udemans en diens ”’t Geestelijk Roer van ’t Coopmans Schip”. Voor prof. Van der Linde had hij grote achting, alsook voor hoogleraar A. A. van Ruler.
Verder stond hij aan de wieg van de scholengemeenschap Guido de Brès, onder anderen met ir. L. van der Waal, penningmeester van de Gereformeerde Bond, en opteerde toen voor een hervormd-gereformeerde voorzitter (ds. J. C. Stelwagen en ds. C. van den Bergh).
Er kwam echter een breuk met ds. W. L. Tukker. Toen deze aantrad als voorzitter van de Gereformeerde Bond pleitte hij voor eerherstel van dr. J. G. Woelderink met diens „rechtmatige kritiek op een doperse inslag, op een gebrek aan verbondsleer, op een onderschatting van de sacramenten.” Toen kwam ds. Vergunst tot een scherp oordeel over dr. Woelderink, met een beroep op de hervormd-gereformeerde ds. J. van Sliedregt. Als het boek ook hier een spiegelfunctie zou hebben, dan dient het veelzijdige proefschrift van dr. H. J. C. C. Wilschut over dr. Woelderink, door Kranendonk nog niet genoemd, mijns inziens te worden meegenomen.
De tweede kwestie was de taalkundige herziening van de Statenvertaling. Op het laatste moment trok ds. Vergunst zich terug uit de commissie, waarvan op voorstel van ds. Vergunst ds. Tukker voorzitter was geworden. Kranendonk laat onbenoemd dat de diepste pijn bij ds. Tukker zat in het feit dat de synode van de Gereformeerde Gemeenten, onder presidium van ds. Vergunst, de gemeenten afraadde de ”Tukker-editie” te gebruiken. Het kwam pas goed toen ds. Vergunst in het ziekenhuis van Kalamazoo in coma lag en broer Floor een gebed ter verzoening uitsprak. Daarbij was ikzelf betrokken.
Ik laat de „bijzondere verhouding” tussen ds. Vergunst en mij, die Kranendonk uitvoerig belicht, vanwege de objectiviteit hier verder rusten. Wel stipuleer ik onze gemeenschappelijke verbondenheid met dr. Ph. J. Hoedemaker in diens theocratische visie op kerk en staat.
Vaccinatie
Niet onbenoemd wil ik laten de kwestie van de vaccinatie. Ds. Vergunst nam voordat hij naar zijn eerste gemeente ging een al aangenomen beroep als legerpredikant naar Indonesië terug, omdat hij gewetensbezwaar had tegen vaccinatie. Dat bezwaar stond toen echter ook wel in een kerkelijke context. In het blad Daniël werd zelfs gesproken over het dragen van het merkteken van het beest uit Openbaring 13. Kranendonk zegt: „Als het moest liet hij zich inenten”, toen namelijk pokkeninenting verplicht was bij zijn zeeovertocht naar Corsica. Maar hoe dan ook, zijn benadering van de kwestie bij de polio-epidemie in Elspeet was vooral pastoraal: eenieder zij in zijn gemoed verzekerd, met een verwijzing naar de verschillende keuzes van Ezra en Nehemia (Neh. 2:7, 9).
Anekdotes
De biografie is doorspekt met anekdotes. Als aardige anekdote vertelt Kranendonk dat de kinderen op catechisatie niet gewoon waren aan ds. Vergunsts uitspraak van de lettercombinatie ”gr”: namelijk als ”gj”. Ondergetekende kan ervan meepraten. En ook onder de vele foto’s treft men anekdotes. Ds. Vergunst, die zich bijvoorbeeld op 5 december op de Theologische School, waar hij docent was, tegoed doet aan een boterletter.
Kranendonk schreef al met al een lezenswaardig en transparant maar vooral ook een eerlijk boek: over een gewoon mens, telkens verbinding zoekend in eigen kring, met veelzijdige verantwoordelijkheden, maar vooral als een bewogen dienaar des Woords, die ook naar geestverwanten zocht in „de nood der tijden.”
Een tijdperk trekt aan het oog voorbij. Een voorbije tijd! Quis non fleret?
Dienen, leiden, samenbinden, W. B. Kranendonk; uitg. De Banier; 380 blz.; € 29,95