Maes was meer dan leerling van Rembrandt
Het duurde 85 jaar. Maar nu is er dan weer een tentoonstelling over de 17e-eeuwse schilder Nicolaes Maes. Ging het eerst nog om wat tekeningen en portretten, nu pakt het Mauritshuis uit met 32 schilderijen. Want „het is tijd hem uit de schaduw van zijn leermeester Rembrandt te halen.”
Het Dordrechts Museum gunde het Haagse Mauritshuis de eer van de tentoonstelling en gaf zelfs een viertal werken van Maes (1634-1693) in bruikleen. Want de kunstschilder was uiteindelijk Dordtenaar. Op de Amsterdamse periode (zo’n vier of vijf jaar) na, toen hij zich als leerling van Rembrandt bekwaamde. En zich onderscheidde, want als jongeman van achttien jaar –nog net niet onder Rembrandts vleugels vandaan– schilderde hij al grotere historiestukken, zoals de Bijbelse geschiedenis van de zegening van kinderen door de Heere Jezus (geschilderd in 1652-1653). Dit genre is onmiskenbaar het moeilijkste, omdat alle andere genres erin bij elkaar komen: portretkunst, landschappen en stillevens. „Maar vooral ook is de compositie belangrijk. En je moet je kunnen inleven in de hoofdrolspelers om hun emoties overtuigend weer te geven”, aldus conservator Ariane van Suchtelen in een toelichting. Zij wijst daarbij op het kind op de voorgrond van het schilderij dat, in onmiskenbaar 17e-eeuwse dracht, met een vinger verlegen in de mond, van de Heere Jezus wegkijkt. In haar linkerhand een appel, aan haar zij hangt een lei. Een andere moeder lijkt te proberen het kind weer naar de achtergrond te duwen, zodat er plaats ontstaat voor haar baby. Op de achtergrond tilt een vader zijn peuter boven de mensen uit. Om het tafereel goed te kunnen zien, of om het ook voor Jezus te zetten? Het geheel maakt een natuurlijke indruk; zo zou het geweest kunnen zijn. De emoties op de gezichten, nieuwsgierig, verwonderd, verlegen, genietend, het maakt de geschiedenis tijdloos.
Ontreddering
Die emoties komen ook in ”De wegzending van Hagar” (1653) prachtig tot uitdrukking. De oude Abraham voelt zich in verlegenheid. Enigszins onbeholpen probeert hij zijn rechterhand zegenend uit te strekken boven het hoofd van de kleine Ismaël. De jongen –met een kleine boog in zijn hand en een pijlkoker op zijn rug– draait zijn hoofd weg en lijkt meer belangstelling te hebben voor de hond links naast hem. Ook Hagar draait haar hoofd weg, geëmotioneerd, terwijl Abraham haar nog eens lijkt uit te leggen waarom het allemaal niet anders kan. De lucht op de achtergrond tekent zich geel af, als een voorbode van de komende woestijnreis. De hele situatie zindert van geladenheid, spanning en ontreddering.
Maes werkt met een ‘zachtere penseelstreek’ dan zijn leermeester. „Een rulle textuur”, zegt Van Suchtelen. Daardoor worden de contrasten tussen licht en donker –het clair-obscur– wat verzacht. „Alsof hij zijn leermeester, de schilder van licht en donker, nog wilde overtreffen.”
Ook ”Het offer van Abraham” (1653-1654) plaatst Maes onmiskenbaar in de stal van Rembrandt. De uitgebeelde situatie lijkt in compositie sterk op het beroemde schilderij van zijn leermeester. Maar Maes kiest een ander, iets vroeger, momentum. Izak ligt –overigens als een 17e-eeuws jochie– op het altaar. Abraham heeft de engel boven zich nog niet gezien en trekt, met zijn grote en krachtige handen, de dolk uit de schede. Ook hier weer zo’n heftig clair-obscur met een theatrale lichtval. Maes versterkt in zijn werk het contrast tussen „de weerloos uitgestrekte jongen en de ingehouden kracht van Abraham, die wordt gesuggereerd door diens ineengedoken houding”, aldus Van Suchtelen.
Vanaf 1660 gaat Maes vooral portretten schilderen. Soloportretten en groepsportretten en vooral in opdracht. Maes gaat met de mode van zijn tijd mee en de geportretteerden komen steeds zwieriger en eleganter in beeld. Volgens de Dordtse schrijver, kunstschilder en -historicus Arnold Houbraken (1660-1719) stonden adel en rijke middenklasse in de rij om door Maes geportretteerd te worden. Om zijn productie te verhogen verkleint Maes het formaat van de portretten en levert er ten slotte twee per week af. Op dit moment zijn er 10 historiestukken en zo’n 40 genrestukken van Maes bekend, maar ongeveer 900 portretten. Die laatste bevinden zich vooral in particuliere collecties, waar ze generaties lang als familiebezit zijn gekoesterd. Verzamelaars richten zich dan ook meest op de genrestukken.
Valse signering
Op de tentoonstelling van Maes –maar ook in de catalogus– komt een boeiend aspect aan de orde: de signeringen. Het schilderij van ”De apostel Thomas” bevond zich 300 jaar in Kassel. Lange tijd werd het gekoesterd als een echte Rembrandt. Tot bleek dat de signering op de tafelrand vals was. De oorspronkelijke naam was verwijderd, de naam Rembrandt erop geplaatst. Het jaartal 1656 was origineel, in de natte verf geplaatst. Later is algemeen aangenomen dat het werk van Nicolaes Maes moet zijn. Deze schilderde het werk in 1656, drie jaar nadat hij Rembrandts atelier had verlaten en zich als zelfstandig meester in Dordrecht had gevestigd.
Het kwam ook andersom voor. Er is een schilderij bekend van Johannes Vermeer dat ontdaan werd van zijn oorspronkelijke signering. Ervoor in de plaats kwam de naam N. Maes. Vervalsing van de signering had bijna altijd als doel de waarde van een schilderij te verhogen. In dit geval zegt dat wel iets. In de tijd van de vervalsing was een schilderij van Nicolaes Maes kennelijk meer waard dan een werk van Vermeer.
Maes houdt ook diverse ‘geheimen’ voor zichzelf. In ”Twee vrouwen bij een venster” (1656) draagt een vrouw enkele zalmmoten, die door een hond gekaapt dreigen te worden. Betreft het een symbolische verwijzing? Niets in het schilderij wijst daarop. En waarom ligt de Bijbel bij ”Een slapende vrouw” zo nadrukkelijk opengeslagen bij Amos 1? En heeft, ten slotte, het wegschuiven van het gordijntje in ”Jonge vrouw bij een wieg” (gemodelleerd naar Rembrandts ”Heilige familie”) een godsdienstig bevindelijke betekenis? Het blijft giswerk.
De meeste werken van Maes in de tentoonstelling betreffen bruiklenen van andere musea en uit particuliere collecties. Dat geeft een prachtige variatie in schilderijlijsten. De juweeltjes om een viertal portretten van de familie Van Alphen of de originele ambachtelijke kunststukjes rond de portretten van Ingena Rotterdam en Jacob Binckes zijn op zich al de moeite van een bezoek aan de tentoonstelling waard.
”Nicolaes Maes – Rembrandts veelzijdige leerling” is tot en met 19 januari te zien in het Mauritshuis in Den Haag. Daarna reist de tentoonstelling naar de National Gallery in Londen.