Grondeloze liefde
Mattheüs 25:6
„En te middernacht geschiedde een geroep: Zie, de bruidegom komt, gaat uit, hem tegemoet!”
Merk op: aangezien God een Zich mededelend goed is en Zijn liefde grondeloos, daarom geeft Hij Zijn genade en wel op twee manieren: de beginnende genade en de heiligmakende genade, waarin men eeuwig leven verkrijgt. De voorkomende genade hebben alle mensen, heidenen en joden, goeden en kwaden. Omwille van Zijn algemene liefde, waarin God alle mensen betrekt, heeft Hij Zijn Naam en de verlossing van de menselijke natuur doen prediken en verkondigen tot aan de uiteinden der aarde. God wil alle mensen zalig maken en niemand verloren laten gaan. En op de dag des oordeels zal zich niemand kunnen beklagen dat God niet genoeg gedaan heeft voor het geval dat hij zich had willen bekeren. Daarom is God een algemeen licht en een voor allen stralende klaarte, die hemel en aarde verlicht zowel als ieder in het bijzonder volgens zijn behoefte en waardigheid. Al is God voor allen even mededeelzaam en al schijnt de zon over alle bomen even mild, toch blijft menige boom zonder vrucht, terwijl andere wilde vruchten dragen, zodat de mensen daarvan weinig baat hebben. Daarom pleegt men de bomen te snoeien en er twijgen van vruchtbare bomen op te enten, opdat zij goede vruchten dragen, goed van smaak en nuttig voor de mensen. Zo’n goede vruchtdragende twijg, die uit het levende paradijs van het eeuwige rijk komt, is het licht van Gods genade.
Jan van Ruusbroeck, kapelaan te Brussel (”Die geestelike brulocht”, 1335)