Safari in de bossen bij Arnhem naar restanten van Duitse bouwwerken
Natuurmonumenten wil resten van de Duitse bezetting die te vinden zijn in de bossen bij Arnhem voor het nageslacht bewaren. Boswachter Paulien Koopmans verzorgt excursies naar deze oude radiopeilstations.
„Dit is met 109,9 meter het op één na hoogste punt van Nederland”, lacht boswachter Paulien Koopmans van Natuurmonumenten. Ze laat de RD-steen (rijksdriehoekspunt) op de grond zien. De steen wordt door landmeters gebruikt als uitgangspunt voor hun metingen. „Maar kijk daar eens”, wijst ze op een groepje boompjes bovenop een zandheuveltje dat zeker een meter hoger ligt. Het heuveltje, verstoven zand dat in de loop van de jaren is begroeid, illustreert hoe de natuur zijn gang gaat en zich niets aantrekt van menselijk ingrijpen.
Radiopeilstations
Koopmans verzorgt deze weken safari’s naar restanten van Duitse bouwwerken uit de Tweede Wereldoorlog. Het gaat vooral om radiopeilstations die werden gebruikt om het Ruhrgebied te beschermen tegen geallieerde aanvallen.
Natuurmonumenten wil voorkomen dat de fundering van deze stations op den duur overwoekerd raakt en dat de geschiedenis in vergetelheid raakt.
De excursies gaan deels over terrein waar het publiek normaal niet mag komen. De eerste safari wordt op dinsdag 30 juli gehouden, ter gelegenheid van de herdenking van de Slag om Arnhem vijfenzeventig jaar geleden.
De Duitse Luftwaffe gebruikte het heuvelachtige gebied ten noorden van de Gelderse hoofdstad in de oorlog voor de installatie van de stations en de vlakke delen voor een luchthaven met afweergeschut en zoeklichten die met akkertjes werd gecamoufleerd. „Op hoogtekaarten kun je nog zien waar de landingslichten stonden”, aldus de boswachter.
Aan de hand van de radiosignalen kon de positie van de eigen vliegtuigen worden vastgesteld. De bezetter gebruikte die informatie voor de verdediging van het Ruhrgebied, verklaart Koopmans, die zelf veel archiefonderzoek deed. De opgevangen radiosignalen werden verwerkt in het commandocentrum Diogenes in Schaarsbergen. Het gebouw met zijn dikke muren is nu in gebruik als archief.
Hooglanders
„Het was hier indertijd vooral heide”, vertelt Koopmans als we met het excursiebusje de Rheder- en Worth-Rhederheide inrijden. Het gebied is inmiddels veranderd in eiken- en beukenbos met veel naaldhout dat met deze warmte aangenaam naar hars ruikt. Drie Schotse hooglanders met enorme horens zoeken op het zandpad verkoeling in de schaduw. De stieren staan met zichtbare tegenzin op om ruimte te maken zodat het busje kan passeren. „Dit was het eerste natuurgebied waar hooglanders bij wijze van proef zijn geïntroduceerd.”
Langs het pad staat een eenvoudig monumentje ter nagedachtenis van de bemanning van een neergehaalde bommenwerper.
Een noodlanding mislukte, alleen de Canadese boardschutter Bob Pegg overleefde de crash. De plaats waar het toestel neerstortte is nog altijd te zien aan een onderbreking van de beukenlaan.
Bij een heuveltje zet Koopmans de bus stil. Links en rechts liggen stukken baksteen, resten van de torens die de Duitsers bij hun vertrek opbliezen. Veel moet in de bodem zijn gezakt of zijn overwoekerd. Op de top staan de restanten van de fundering van de twaalf meter hoge peiltoren: een paar blokken beton met grove kiezels. Koopmans: „Ze hebben materiaal gebruikt dat hier voorhanden was.” Aan één ervan is een trap gegoten.
Verderop ligt de bluswaterput waar tegenwoordig vleermuizen overwinteren. Het is er stil, alleen de vogels laten van zich horen.
Boerderijen
In de dorpen in de omgeving staan tal van gebouwen die onderdeel waren van de Duitse oorlogsmachine, maar er uitzagen als Nederlandse dorpen of boerderijen. Vier voormalige hangars in Schaarsbergen zijn omgebouwd tot boerderijen. Ze waren genoemd naar de Vier Heemskinderen, de hoofdpersonen van de bekende gelijknamige Frankische roman. De Ritsaerthoeve, de Adelaerthoeve en de Writsaerthoeve heten nog hetzelfde. Alleen de Reinouthoeve heeft een andere naam gekregen en heet nu Roggekamp.