Hoe Hoeve Stein natuurboerderij werd
Het veenweidegebied ten oosten van Gouda is door de provincie Zuid-Holland bestemd als natuurgebied. Hoeve Stein moest daarvoor een biologische natuurboerderij worden. Wageningen Environmental Research onderzocht hoe dat ging en wat het oplevert.
Een zwanenpaar loodst zijn vier jongen door de sloot. Vervaarlijk blazend houden ze belangstellenden op afstand. Een kievit spurt in een rechte lijn over het weiland, maakt een bocht en gaat een kraai te lijf. De zwarte vogel fladdert weg, landt op een hek en brengt in alle rust zijn pak op orde.
Het decor oogt vreedzaam, maar strijd is onderdeel van het leven rond de Hoeve Stein in de polder Oukoop bij Gouda. De boerderij, tot 2011 een conventioneel melkveebedrijf met 85 koeien, wordt met steun van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, de provincie Zuid-Holland en Staatsbosbeheer (SBB) omgevormd tot een biologische natuurboerderij.
Ook dat gaat niet zonder strijd, want eigenaren Ivanka en Ardy de Goeij mogen door wijziging van de fosfaatregels maar 140 koeien melken in plaats van de 200 waar het bedrijfsplan op was gebaseerd en bij de bouw van de nieuwe stal op was gerekend. Dat kost inkomsten én een deel van het voordeel dat schaalvergroting met zich zou meebrengen. De bezwaarprocedure loopt nog.
Toch wil het stel, net als de provincie, voort op het ingeslagen pad. Het inkomensverlies compenseren ze door de koeien krachtvoer te geven, wat de melkgift ten goede komt.
Natuurnetwerk
De Hoeve Stein ligt aan de Reeuwijkse Plassen en is onderdeel van het Natura 2000-gebied en daarmee van het Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur. Het veenweidegebied is aangewezen voor de niet in Nederland broedende kleine zwaan, de smient, krak- en slobeend, die afhankelijk zijn van open graslandschap.
De beperking voor de bedrijfsvoering die dat met zich meebrengt, was voor een oudere boer reden zijn bedrijf te beëindigden. Drie van de vier andere boeren vertrokken.
Ivanka en Ardy de Goeij hadden net een huis gebouwd om het melkveebedrijf van de ouders van Ardy overnemen. Het stel had wel oren naar het voorstel van de provincie om de nieuwe natuur te gaan beheren en hun bedrijf om te vormen tot een biologische natuurboerderij. „Het alternatief was zelf op termijn ook vertrekken”, aldus Ardy de Goeij.
Een adviesbureau zette de mogelijkheden voor ze op een rijtje en zag kansen. Het echtpaar kreeg tachtig procent compensatie voor afwaardering van de veertig hectare landbouwgrond die het al bezat naar natuurgrond. Met dat geld kon tachtig hectare grond met natuurbestemming worden bijgekocht: twintig hectare van de boer die stopte én zestig van de projectontwikkelaar die de bedrijven van de drie andere boeren opkocht om ze tot luxe woonhuizen te verbouwen.
De gemeente hielp bij het ruilen van de schraalste percelen met Staatsbosbeheer (SBB), waarbij ook werd gelet op een werkbare verkaveling. Zo kreeg Hoeve Stein ruim honderd hectare in bezit. De Goeij sprak met SBB af de landerijen die hij pachtte tot eenzelfde oppervlakte uit te breiden. Uitbreiding en extensivering, was het motto bij de omschakeling.
Beheer
Voor het beheer van het natuurgebied krijgt De Goeij straks een vergoeding in het kader van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Omdat de inrichting van de percelen vertraging opliep, voldoet die pas sinds vorig jaar aan de eisen. „Ik moet nog een cursus volgen voor certificatie”, aldus de Goeij.
De vergoeding zal grotendeels naar de loonwerker gaan, want het is ondoenlijk alle werk zelf te doen. Zeker nu er door de problemen met de fosfaatrechten geen geld is voor een vaste medewerker.
Om natuurliefhebbers en wandelaars bij het boerenleven te betrekken, heeft De Goeij een balkon in zijn stal gebouwd zodat zij kunnen zien hoe de koeien volautomatisch worden gemolken. „Ze kunnen van acht tot acht komen kijken”, vertelt hij als een code intoetst om de poort te openen tussen het bedrijf en het balkon dat vanuit het veld via een metalen trap bereikbaar is. „Wij hebben de verdieping betaald, Staatsbosbeheer de trap en de gemeente het openbare toilet”, lacht hij tevreden.
Weidevogels
Bij evaluatie vorig najaar stelde Wageningen Environmental Research vast dat het natuurbeheer bij het bedrijf op orde is, al zien de landerijen er nog „vrij productief, eenvormig en soortenarm” uit. „Ze zijn nooit schraal en hebben weinig reliëf.” Een schrale bodem is arm aan voedingstoffen en daar houden sommige zeldzame planten van.
Er is meer plas-dras gekomen doordat de oevers van de sloten terrasgewijs zijn afgegraven. De afgegraven grond is over de percelen uitgespreid. Dit hoogteverschil maakt het terrein geschikt voor insecten: libellen, wilde bijen en vlinders. Ook amfibieën, vissen en zoogdieren –muizen en hazen– profiteren ervan, net als grutto’s, scholeksters en kieviten.
Op de vochtigste terrassen is robuuste natuur ontstaan met echte koekoeksbloem, moerasrolklaver, oeverzegge, moeraswederik en veldzuring. Weidevogels foerageren er graag. Een nadeel is dat het hogere grasland minder aantrekkelijk is voor weidevogels.
Daar komt bij dat het riet en de bosschages in het overgangsgebied naar het kanaaltje de Wiericke schuilgelegenheid biedt aan roofdieren die het op de vogels hebben voorzien. „Dit alles maakt dat het toekomstperspectief voor de weidevogels in het gebied onzeker is”, aldus de onderzoekers. „We hadden zelf niet verwacht dat er minder weidevogels zouden komen”, bekent De Goeij. „Die staan overal onder druk.”
Verwacht wordt dat op de hogere delen meer verschillende planten komen als gevolg van uitvlakking van de bodem, het gebruik van ruwe stalmest en gecomposteerd oevermaaisel. Dat zich er nu al microreliëf ontwikkelt, is „een goed teken.”
Doordat op de lager gelegen slootkanten maaisel is achtergebleven dreigen minder gewenste soorten als ridderzuring, akkerdistel en brandnetel de kop op te steken. Afrasteringen kunnen vertrapping van de oevers door het vee tegengaan en de ontwikkeling van pitrus voorkomen.
De sloten zelf bevatten nog veel grof hoornblad, kikkerbeet en flap, botanisch gezien zijn die „weinig interessant.” Maar er zijn ook sloten met blaasjeskruid, een vleesetend waterplantje, dat volgens de onderzoekers voor een boerensloot „bepaald niet alledaags” is.
De onderzoekers concluderen de aanpak van Hoeve Stein bedrijfseconomisch en ecologisch goed in elkaar zit. De eigenaars en de provincie zijn tevreden en willen verder. Wel vinden de onderzoekers het jammer dat de boer het vooral moet hebben van de melk. De Goeij haalt zijn schouders op: „Dat staat in het plan. Ik haal in het gunstigste geval vijftien procent van mijn inkomen uit het natuurbeheer.” Afhankelijk van de beroepsprocedure over de fosfaatregeling, moet De Goeij extra fosfaatrechten kopen of verder boeren met minder vee.
Natuurliefhebbers zijn net als de vader van De Goeij „razend enthousiast” over de transitie. De boeren uit de omgeving daarentegen stellen zich gereserveerder op. Zij zien vooral veel onkruid op het land en geen voorbeeld wat ze willen volgen.
Fosfaatregeling
Sinds 2016 mogen melkveebedrijven niet meer melkkoeien en jongvee houden dan ze hadden op 2 juli van het jaar ervoor. Deze maatregel volgde op uitbreiding van bedrijven door het loslaten van het melkquotum en is bedoeld om de hoeveelheid mest (fosfaat) die wordt geproduceerd binnen de perken te houden. Zo wil de overheid voldoen aan de Europese afspraken over de waterkwaliteit.
De invoering van deze regel –voor biologische bedrijven werd geen uitzondering gemaakt hoewel die per dier en per hectare minder mest produceren– kwam voor de Hoeve Stein op een ongelukkig ogenblik omdat het bedrijf de veestapel geleidelijk wilde laten groeien door zelf kalveren aan te houden.
Boer en natuur
Boeren zijn vaak negatief in het nieuws als het om natuur gaat. Toch zijn er tal van positieve initiatieven. Deel 2.