Terugval
1 Johannes 2:1
„Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt, en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.”
Zo verschrikkelijk en verderfelijk de Heere is voor alle hardnekkige en onbekeerlijke zondaren, die Hij als kaf in Zijn toorn verstrooien en wegstormen wil, zo vriendelijk en goedertieren is Hij weer voor allen, die in de Naam Zijns Zoons met boetvaardige harten tot Hem komen. „Mijn kinderkens,” zegt daarom de apostel Johannes, „ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt, en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.” Het is waar, lieve christenen, zoals wij getoond hebben, dat de staat van iemand die terugvalt gewis zeer droevig en beklaaglijk is. Toch willen wij de recht bedrukte en bekommerde daarmee niet geheel voor het hoofd stoten. Maar is het zo, dat als iemand daartoe vervoerd en gebracht is, en hij klaagt, hij zucht, hij kermt daarover: Kinderkens, wij hebben een voorspraak Jezus Christus, de Rechtvaardige. Er is nog balsem genoeg in Gilead, om de zodanigen te zalven en tegen geweld van wanhoop op te houden, wat dan datgene ook is, waarmee wij ons in het vervolg nog verder zullen bezighouden. De ongevoelige en hardnekkige zondaar gaat met zijn terugval even gerust daarheen. Maar waar Gods Geest oprecht in de mens begint te werken, daarover hoort men een andere taal, daarover smart doorgaans het hart en klaagt de tong, en dikwijls wel nergens meer over, dan over het herhalen van hun zonde.
Wilhelmus Saldenus, predikant te Enkhuizen (”Een christen vallende en opstaande”, 1662)
Wilhelmus Saldenus (1627-1694) was predikant te Renswoude, Kockengen, Enkhuizen, Delft en ’s-Gravenhage.