Estland en Litouwen zijn dicht bij de euro
Estland en Litouwen zijn onder de tien landen die dit jaar toetraden tot de EU het verst gevorderd op weg naar de invoering van de euro. Dat blijkt uit een rapport van de Europese Commissie dat woensdag is gepubliceerd.
Een nationale economie mag pas overschakelen op het gemeenschappelijk betaalmiddel als zij voldoet aan criteria ten aanzien van de inflatie, het begrotingstekort, de staatsschuld, de rentestand en de wisselkoers. De genoemde Baltische staten moeten alleen nog bewijzen dat de waarde van hun huidige geldeenheid stabiel blijft. Daartoe hebben ze hun munt afgelopen juni gekoppeld aan de euro, via wat heet het ERM-2-systeem. Vervolgens dienen in het dagelijkse valutaverkeer gedurende twee jaar de schommelingen in de koers aan weerszijden van het midden niet groter uit te vallen dan 15 procent.
Beide EU-lidstaten zullen waarschijnlijk in 2007 de euro introduceren. Met name Estland bevindt zich in een voorbeeldige situatie. Het heeft een overschot op de begroting van 3,1 procent en de overheidsschuld is er met slechts 5,8 procent van het bruto binnenlands product (bbp) extreem laag. Ook Slovenië maakt goede kans om vanaf 2007 te participeren in de monetaire unie.
Polen, de grootste nieuwkomer uit het voormalige Oostblok, heeft zijn huishouding nog niet op orde. Het presteert tot nu toe op alle punten onder de maat. Hetzelfde geldt voor Hongarije. In het algemeen constateert commissaris Almunia (Economische en Monetaire Zaken) in de jongste rapportage over de op 1 mei aangesloten naties dat er goede vorderingen worden geboekt wat betreft de vereiste convergentie, maar dat verdere inspanningen nodig zijn.
Op dit moment is de euro in twaalf landen in gebruik. Van de vijftien ’oude’ EU-lidstaten houden Denemarken, Groot-Brittannië en Zweden zich tot dusver afzijdig. In Zweden resulteerde in 2003 een referendum over de door de regering bepleite overstap in een negatief oordeel van de bevolking.