Pakistaanse christinnen uitgehuwelijkt aan Chinezen
Rijke Chinezen zoeken steeds vaker een bruid in Pakistan, waarbij ze een voorkeur hebben voor christelijk meisjes. Gedwongen door hun armoede en het toenemende extremisme in het land, geven ouders toe.
De blasfemiezaak tegen Asia Bibi bracht opnieuw de moeilijke situatie van christenen in Pakistan onder de aandacht. De Pakistaanse journalist Imad Zafar deed onderzoek naar de juridische implicaties van blasfemie in Pakistan en kwam hierbij tot een verrassende conclusie.
Tussen 1987 en 2016 kregen in Pakistan 1472 mensen te maken met beschuldiging van godslastering. Minstens zeventien personen werden in 2017 schuldig bevonden en door rechtbanken ter dood veroordeeld, terwijl honderden andere Pakistani in cellen hun vonnis afwachten. Volgens de christelijke organisatie Release International zitten er 218 mensen vast op beschuldiging van godslastering.
In de praktijk blijkt echter dat in Pakistan nog nooit een voor blasfemie veroordeelde persoon door de staat is gedood. De regering lijkt hiervoor huiverig te zijn.
Dit betekent echter niet dat het veilig is in Pakistan als je de blasfemiewet hebt overtreden. Zelfs als de rechtbank christenen vrijspreekt, loopt hun leven acuut gevaar, zoals bleek na de vrijspraak van Asia Bibi. Het onderzoek van Imad Zafar wijst uit dat in de afgelopen jaren in Pakistan minstens 75 mensen die van blasfemie werden verdacht, zijn vermoord. Niet de staat had daar de hand in. Radicale moslims of een woedende menigte mensen namen het recht in eigen hand.
Dit wijst erop dat het extremistisch gedachtegoed wortel heeft geschoten in de Pakistaanse samenleving. Het is dan ook begrijpelijk dat veel Pakistaanse christenen iedere mogelijkheid aangrijpen om hun land te verlaten. Ook het probleem van de ‘Chinese’ bruiden, een nieuw fenomeen waarover recent ophef ontstond, heeft hiermee te maken.
Agressief
Door de bevolkingspolitiek van China is er in dit land een overschot aan mannen ontstaan die moeite hebben om een bruid te vinden. Rijke Chinezen zijn daarom vorig jaar begonnen om een bruid in Pakistan te zoeken, waarbij ze een voorkeur aan de dag leggen voor christelijke meisjes.
Volgens Pakistaanse activisten schakelen ze hierbij bemiddelaars in die vaak agressief te werk gaan. Ze zouden bij de bemiddeling hulp krijgen van christelijke geestelijken. Deze geestelijken worden hiervoor betaald. Ze benaderen arme leden van hun gemeente en beloven hen aanzienlijke geldbedragen als hun dochter met een Chinese man wil huwen. Deze ouders krijgen bovendien voorgespiegeld dat de Chinese echtgenoot in spe zich recent heeft bekeerd tot het christendom, wat naar later blijkt in vele gevallen onjuist is. Christelijke Pakistaanse meisjes uit arme plattelandsfamilies huwen zo een Chinese man die de familie van het meisje duizenden dollars betaalt. Een astronomisch bedrag voor deze families.
Eenmaal gehuwd, vertrekken deze meisjes naar China, waar ze vaak in een totaal isolement terechtkomen. Ze begrijpen de taal niet en kunnen niet communiceren met hun nieuwe echtgenoot.
Ijaz Alam Augustine, minister voor minderheden in de Pakistaanse provincie Punjab, noemt deze praktijk „een vorm van mensensmokkel.” Hij beschuldigt de Chinese ambassade in Pakistan ervan dat ze visa en documenten uitvaardigt zonder vragen te stellen.
Seksuele slavernij
China ontkent iedere betrokkenheid bij deze praktijken, maar mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch wees er vorige maand op dat er „toenemend bewijs is dat Pakistaanse meisjes en vrouwen het risico lopen in China in een situatie van seksuele slavernij terecht te komen.”
Saleem Iqbal, een christelijke Pakistaanse activist, stelt dat het hem in oktober vorig jaar begon op te vallen dat steeds meer Pakistaanse christelijke meisjes huwelijken sloten met Chinese mannen. Pakistan heeft een patriarchale samenleving waarin families over het huwelijk van hun dochters besluiten. Volgens Iqbal worden er op deze wijze zelfs meisjes van nauwelijks dertien jaar uitgehuwelijkt.
Ook de rol van geestelijken roept vragen op. De huwelijksbemiddeling zou volgens hen bedoeld zijn om arme christelijke meisjes te helpen.