Zolang Unilever wegwerpplastic produceert, blijft het plastic monster groeien
Gaat de productie van plastic zo door, dan is het plastic monster in 2050 vier keer zo groot. Reductie en hergebruik zijn nodig voor een duurzame oplossing.
Geschokt door de beelden van de maaginhoud van dode noordse stormvogels, die uit een palet aan kleuren van plastic bestond, schreef dr. Martine Vonk een warmhartig pleidooi voor een wereld zonder wegwerpplastic (RD 26-2). Nauwkeurig zette ze de verschillende soorten plastic uiteen waarmee mens en milieu overspoeld worden. Want plastic is er niet alleen als tastbare producten, de tentakels van het plastic monster reiken veel verder. Zo spoelde vorige week in de Filipijnen een dode walvis aan met 40 kilo plastic in zijn maag.
Zolang producenten nog de ruimte krijgen voor het maken van deze producten, kunnen we als consument ervoor kiezen deze niet te kopen, oppert Vonk. Een nobel streven, maar de consument is niet als enige verantwoordelijk voor de enorme hoeveelheden wegwerpplastic. Want als de productie van plastic zo doorgaat, is het plastic monster in 2050 vier keer zo groot. Het zijn producenten die het consumenten bijna onmogelijk maken wegwerpplastic te mijden. Plastic is overal.
Milieuramp
Opkomende economieën zijn booming business voor grote levensmiddelenbedrijven. Producenten brengen in Aziatische landen gigantisch veel wegwerpplastic op de markt. Voor het Nederlands-Britse Unilever waren dat bijvoorbeeld 27 miljard extreem vervuilende wegwerpzakjes voor eenmalig gebruik, die het bedrijf in 2016 in Azië op de markt bracht. Het levensmiddelenbedrijf is de op één na grootste plastic vervuiler in een land als de Filipijnen. Ook uit wereldwijde opruimacties van de Break Free From Plastic-beweging blijkt dat de meest gevonden wegwerpverpakkingen van bedrijven als Unilever, Coca-Cola en Nestlé afkomstig zijn. Unilever produceert jaarlijks 610 miljoen kilo plastic.
Het monster van plastic wordt door zulke bedrijven dus letterlijk en figuurlijk gecreëerd in een land als de Filipijnen. Wie in de hoofdstad Manila om zich heen kijkt, ziet op straat overal de kleine plastic zakjes (”sachets”). Daarin zit koffie, shampoo of tandpasta. Net genoeg voor een kopje koffie, een keer haar wassen, een paar keer tanden poetsen.
Deze producten worden in kleine hoeveelheden verkocht, om ze zo beschikbaar te maken voor de allerarmsten. Dat klinkt als een mooi streven, totdat je de keerzijde van al die zakjes ontdekt. De zakjes, gemaakt van verschillende lagen (onder andere zeer licht plastic), zijn nauwelijks in te zamelen en te recyclen en blijven na (eenmalig) gebruik nog jaren op aarde rondzwerven. Unilever heeft geen beter alternatief voor mensen met weinig geld dan deze verpakkingen, die voor een milieuramp zorgen.
Terwijl de sachets de straten van Manila overspoelen, ligt in de baai van deze stad een eiland dat de inwoners Carabao-eiland noemen. Dat klinkt als een mooi eiland met bountystranden, maar het eiland is van plastic. Lagen wegwerpplastic zijn op elkaar gestapeld tot een vuilnisbelt van plastic in zee. Dit eiland was er twee jaar geleden nog niet. Het bestaat grotendeels uit diezelfde zakjes voor shampoo, tandpasta, lotions. Allemaal producten die je mooier en schoner maken, maar de planeet vervuilen.
Zulke beelden zijn van zichzelf al schokkend. Maar misschien nog schokkender is dat Unilever nul concrete maatregelen heeft om het gebruik van verpakkingen van wegwerpplastic terug te dringen. Het bedrijf is bovendien niet transparant over het aantal producten dat het in plastic verpakt. De levensmiddelenfabrikant gebruikte in 2017 minder dan 1 procent gerecycled plastic in zijn verpakkingen.
Deze houding doet geen enkel recht aan de urgentie en omvang van het probleem van plasticvervuiling. Om het plastic monster te verslaan, is een compleet andere houding nodig. De productie van wegwerpplastic moet stoppen. Reductie en investeren in hergebruik: dát zijn de maatregelen die we nodig hebben voor een duurzame oplossing. Zolang Unilever meer wegwerpplastic blijft produceren, blijft het plastic monster groeien.
De auteur is campagneleider bij Greenpeace.