Prof. dr. G. van den Brink 25 jaar predikant: Preken blijft altijd spannend
Hij staat woensdag 25 jaar in het ambt van predikant. Maar prof. dr. G. van den Brink doceerde de afgelopen kwarteeuw vooral aan de universiteit. „Preken blijf ik altijd spannend vinden.”
De hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam had naar eigen zeggen een „echte vader Brakelroeping” toen hij in 1994 predikant werd van de hervormde gemeente in Lelystad. „Volgens Wilhelmus à Brakel bestaat een roeping uit een aantal dingen”, zegt hij in de woonkamer van zijn huis in Woerden. „Dat zijn de gave en het verlangen om het werk van predikant te doen en de uitwendige roeping van een gemeente. Sommige mensen vinden dat wat magertjes, maar Brakel niet. Zo is het bij mij ook gegaan. Ik koos bewust voor een theologische opleiding en gaandeweg groeide het verlangen om predikant te worden. De roeping vanuit Lelystad maakte het compleet.”
Dr. Van den Brink diende in Flevoland een zogeheten pastoraatsgemeente. „Een soort buitengewone wijkgemeente van Gereformeerde Bondssignatuur binnen de federatie van de hervormde en gereformeerde kerk. De kerkleden kwamen uit alle hoeken en gaten van Nederland. Een prachtige tijd. Met elkaar moest je een weg vinden, ook in de liturgie. Niemand kon zeggen: Zo is het hier altijd geweest. Dat had iets avontuurlijks.”
Ziet u zichzelf als een pionier?
„Pionieren in de polder, dat was het wel een beetje. Maar met veel steun van de kerkenraad en ruimte om het werk zelf in te vullen. Bilthoven, waar ik vanaf 1999 stond, was meer een gevestigde gemeente. Ze kende een traditie van vermaarde predikanten, zoals ds. J. van Sliedregt, ds. C. den Boer en ds. P. Koeman. Daar kwam ik dan, een beetje beschroomd. Gelukkig zei men meteen al: „We snappen wel dat we niet meer krijgen wat we hadden.”Dat hield me klein.”
Ondertussen doceerde u al aan verschillende universiteiten. Lag vooral dáár uw hart?
„Ik ben altijd een beetje aan de faculteiten blijven hangen. Maar ik wilde bewust predikant worden. In Groningen kreeg ik het aanbod voltijds te gaan werken, maar dat wees ik af. Ik wilde mezelf niet in de ivoren toren van de academie opsluiten.”
Toch stapte u al snel helemaal over naar de academische wereld.
„Dat had een praktische aanleiding. Rond 2000 begon het verval van de theologische opleiding in Utrecht en ik was misschien wel de eerste die het effect daarvan ondervond. Het bestuur had mijn aanstelling prima kunnen verlengen, maar deed dat niet omdat men een andere koers wilde gaan varen. Dat dit uiteindelijk in de opheffing van de faculteit zou uitmonden, bleek pas later.”
Bilthoven kon destijds geen voltijdpredikant onderhouden en ds. Van den Brink vertrok in 2001 naar de kerkelijke opleiding aan de Universiteit Leiden. „Het voelde wat onaf. In veel kerkenraadskamers hangen foto’s van predikanten met daaronder de jaartallen van hun intrede en afscheid. Altijd zal iemand zeggen: „Met die Van den Brink was iets aan de hand, die is veel te vroeg vertrokken.””
Veel mensen zien u vooral als hoogleraar. Voelt u zich nog predikant?
„Ik ga in principe om de week tweemaal voor. Preken blijf ik altijd spannend vinden. Op dat moment kun je een verlengstuk zijn van de Heilige Geest in de uitleg van de Schriften. Maar je kunt Hem ook in de weg staan, bijvoorbeeld met clichés. Het komt erop aan hoe je dingen verwoordt. Colleges geef ik veel gemakkelijker. Als ik iets niet goed zeg, zijn studenten er snel bij om me te bevragen. In de kerk steekt niemand zijn vinger op.”
Hoe heeft u uw wetenschappelijke arbeid in dienst van de kerk willen stellen?
„Je houdt van de kerk, bent deel van de kerk. Dan gaat dat vanzelf. Het is een voorrecht om studenten de contouren van het geloof mee te geven, lang te luisteren naar de bronnen, en die door te vertalen naar onze tijd en context. Dat is kwetsbaar werk. Mensen vinden het soms lastig om te zien dat je sommige dingen anders moet formuleren om hen vandaag bij de boodschap van de Bijbel te bewaren.”
Op uw recente publicatie over het ontstaan van de wereld kwam vanuit de kerk nogal wat kritiek.
„Naast begrip en herkenning ontstond er inderdaad ook kritiek. Mijn boek ”En de aarde bracht voort” is immers zo’n poging om kernen van het christelijk geloof door te vertalen naar vandaag. Ik leg de puzzelstukjes net even anders op tafel dan gebruikelijk. Ik doe dat in de vorm van een voorstel: „Zou het niet kunnen zijn dat…?” Op die manier probeer ik het Evangelie te vertolken binnen de kaders van het heersende wereldbeeld.”
U voelt zich nog steeds helemaal thuis in het nest van de Gereformeerde Bond?
„Soms schuurt het, maar we weten elkaar altijd weer te vinden. In mijn preken probeer ik bovendien mijn eigen visie op bepaalde dingen niet te vermengen met de verkondiging van het Woord.”
Naar aanleiding van een uitspraak van de Britse theoloog Alister McGrath zei u in 2014 dat het traditionele orthodox-gereformeerde protestantisme weleens verrassend taai zou kunnen zijn. Hoe ziet u de toekomst van de kerk?
„Ik zie een enorme verbrokkeling om me heen. De kerk marginaliseert, en wat overblijft is ook weer verdeeld. Er is niet veel reden tot optimisme. De spanning tussen wat je ziet en gelooft is soms heel groot. Des te meer hebben we het geloof in de ene heilige katholieke Kerk nodig. Te midden van al het menselijk geharrewar blijft die ons door de Geest gegeven.”
Prof. dr. G. van den Brink
Gijsbert van den Brink wordt geboren op 15 mei 1963 in Utrecht, waar hij ook theologie studeert. Hij promoveert in 1993 op een proefschrift over de almacht van God. Dr. Van den Brink dient de hervormde gemeenten van Lelystad (1994) en Bilthoven (1999) en wordt in 2001 universitair docent dogmatiek in Leiden. Daarvoor doceert hij al godsdienstwijsbegeerte in Groningen (1992) en in Utrecht (1995). Namens de Gereformeerde Bond bezet dr. Van den Brink vanaf 2007 in Leiden een bijzondere leerstoel in de geschiedenis van het protestantisme. Daarnaast wordt hij in 2008 universitair hoofddocent dogmatiek en vanaf 2015 hoogleraar theologie en wetenschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daar is hij bovendien hoofd van de afdeling ”Beliefs and Practices”.