Samenleving vereert de dienaar en vergeet de gave
Worden intuïtieve breinen nog op waarde geschat? Of moet je dan Ritalin gaan slikken, zodat de zuigkracht van zijpaadjes minder wordt? Intuïtie is een heilige gave. Kunstenaars kunnen verbeelding weer helpen ontwikkelen.
Onlangs begon ik op mijn zesendertigste nog enthousiast aan rijlessen. De zogenaamde tussentijdse toets kwam, en na afloop zat ik tussen instructeur en examinator in om het oordeel aan te horen: bijzondere verrichtingen gehaald, kijkgedrag nog onvoldoende.
„Ik kijk de ogen uit mijn hoofd!” zei ik. „Je bent niet genoeg bezig met de lange termijn.
Beter anticiperen. Focussen op je doel en ruim op tijd juiste beslissingen nemen. Net zoals wanneer je artikelen schrijft.”
„Nou”, zei ik, „eerlijk gezegd ga ik dan liever onverwachte leuke zijstraatjes in.”
Meewarig gelach over en weer. Het voelde alsof ik een afwijking had waarvan ik me voor het eerst bewust werd. Ineens zag ik mijn vader voor me, zoals hij ineens zijn stuur omgooide omdat hij een bospaadje zag waar hij nachtegalen vermoedde.
Thuis vroeg ik me niet alleen af of het wel goed zou komen met dat rijbewijs, maar ook of mijn ‘soort’ überhaupt nog wel past in de 21e eeuw. Het verkeer als spiegel van de samenleving. Toen plopte in mijn brein het citaat omhoog dat ik daar ooit kennelijk met anticiperende blik had opgeslagen. „De intuïtie is een heilige gave, en de ratio haar trouwe dienaar. Wij hebben een samenleving gecreëerd die de dienaar vereert en de gave vergeten is.”
Als er één groep in de maatschappij is die het van deze ‘heilige gave’ hebben moet, dan wel kunstenaars. Hoewel ik geen beroepskunstenaar ben geworden, kom ik er steeds meer achter dat mijn brein wel zo werkt. Het is een intuïtief brein, dat draait op associaties die op hun beurt weer nieuwe associaties oproepen. Je komt op de mooiste plekken, maar vaak niet bij je doel. Zeker niet via de snelste route.
Nachtegalen
Worden zulke breinen nog op waarde geschat? Mag je nog impulsief op zoek naar nachtegalen? Of moet je Ritalin gaan slikken, zodat de zuigkracht van zijpaadjes minder wordt?
Ik zou niet weten hoe ik dan nog columns moet schrijven. Vele vielen me toe; gratis, onverwacht, intuïtief. Vaak terwijl ik in m’n eentje doelloos zat te staren. Een advies trouwens voor kunstenaars van de schrijfster Flannery O’Connor: veel staren. Als trouwe dienaar is mijn ratio vervolgens vaak nog uren bezig om dat geschenk in lopende zinnen op papier te krijgen.
Maar dit is wel volgens de orde van het citaat, dat aan Albert Einstein wordt toegeschreven. Eerst de gave, dan de dienaar. Einstein was ervan overtuigd dat grote denkers zonder hun intuïtie nooit tot grote fundamentele inzichten gekomen zouden zijn. Kunstenaars zijn in goed gezelschap van grote geleerden, van Einstein, Newton en Darwin. Die begonnen met schets- en inspiratieboeken, zetten de gave van intuïtie voorop en werkten die vervolgens verder uit met hun ratio. Het is belangrijk die twee breinhelften bij elkaar te houden! Ze zijn complementair, kunnen niet zonder elkaar. Een maatschappij die ze uit elkaar haalt, verschrompelt en verschraalt.
Stille stem
Nadenkend over de heilige gave, las ik een interview (RD 25-1) met de dichter Willem Jan Otten. Wat me daarin trof is dat hij zijn gave van taalgevoeligheid – soms verhevigd opspelend, als een ‘hogedrukgebied’ – voorzichtig verbindt aan de Heilige Geest. Ik herken wat Otten zegt. Voor mezelf raakt het schrijven, het bezig zijn als kunstenaar, aan de manier waarop God tot me spreekt. Vanuit de Bijbel, door preken heen, in de natuur. Het is dezelfde stille stem. Je beschikt er niet zomaar elk moment over. Je moet niet onder stress staan om hem te kunnen verstaan. Je rationele brein moet zwijgen en wachten. Bovendien maakt het ootmoedig: iets ontvangen dat je zelf niet kon maken of bedenken.
Zou je het citaat ook zo kunnen formuleren? We zijn bezig een kerk te creëren die de gave van intuïtie vergeet, en de ratio vereert. Die wat onbegrijpelijk is niet goed meer kan ontvangen, denkend aan bijvoorbeeld de schepping-evolutie discussie. Die hoofd en hart te veel scheidt, en daarom het vermogen om Gods stille stem te verstaan dreigt te verliezen.
Kunstenaars kunnen (heilige) verbeelding misschien weer helpen ontwikkelen. Onlangs las de leeskring waaraan ik deelneem ”De Trooster” van Esther Gerritsen. In interviews geeft zij aan hernieuwde belangstelling te hebben voor het geloof. Voor dit boek wilde zij in de huid kruipen van iemand die een teer, intiem, onbetwijfeld geloof heeft. En die dat nu eens niet hoeft te verdedigen. Het resultaat is een ontroerende roman die, voor wie goed leest, overloopt van genade. Wat bijna nog ontroerender is: dat je met elkaar sprekend over zo’n boek, tot veel meer mooie gedachten komt dan je ooit alleen zou kunnen. Meer ook dan dat Gerritsen ooit had kunnen bedenken. Hoe meer we deelden, hoe meer er was voor iedereen. In goede kunst is altijd overvloed. Omdat het niet uit ons denken komt, maar van de andere zijde. Als geschenk.
Bang
Er is natuurlijk een keerzijde. De gave van intuïtie kan je ook bang maken. Want als de gave echt van de andere kant komt, ten diepste niet van ons is, dan kunnen wij hem bijna alleen maar bederven. Wij kunnen zelf in de weg staan, wij kunnen verkeerd luisteren. Wij kunnen de gave op de plaats van God zetten, ons er totaal in verliezen. Zo ben ik op de kunstacademie in een diepe crisis beland, omdat ik niet meer wist welke plek de kunst en welke plaats God in mijn leven had. „Lieve God, ik kan U niet liefhebben zoals ik zou willen. Ik zie U als een smalle maansikkel. Zelf ben ik de schaduw van de aarde, die me belemmert om de hele maan te zien”, schrijft Flannery O’Connor in ”A Prayer Journal”.
Als de Kamper theoloog K. Schilder schrijft over cultuur en christendom in ”De openbaring van Johannes en het sociale leven”, zegt hij ook dat de zonde en de cultuur een innig verbond met elkaar gesloten hebben, waarvan wij ten diepste niet eens willen dat het verbroken wordt. Maar, schrijft Schilder, God haat wel de zonde in de cultuur, maar niet de cultuur in de zonde. Hij gelooft daarom dat al het goede en waarachtige niet verloren zal gaan.
„Als Gods nieuwe Jeruzalem – zijn vredestad – nederdaalt van God uit den hemel, dan zal de cultuur, nu van de zondesmetten ontdaan, haar vruchten afstaan aan het koninkrijk.”
Drenken
Die gedachte geeft ontspanning, en stimulans. Er is een manier om goed met de heilige gave om te gaan en dat is door haar niet alleen te dienen met de ratio, maar haar voor alles te drenken in gebed. Zelden heb ik daar een beter voorbeeld van gevonden dan bij Flannery O’Connor in haar ”Prayer Journal”, een dagboek met uitgeschreven gebeden waarin ze heel concreet met haar werk God onder ogen komt.
„Vandaag werd ik niet teleurgesteld, want U hebt me een verhaal gegeven. Laat me toch nooit denken, lieve God, dat ik ook maar iets meer ben dan het instrument dat Uw verhaal vertolkt – alleen de typemachine is van mij. (…) Misschien is dit het idee: dat het goede zelfs zichtbaar kan worden door iets vulgairs heen. Ik weet het niet, maar lieve God, ik wil dat U er zorg voor draagt dat het een zuiver verhaal wordt, omdat ik niet weet hoe. Net zoals ik niet wist hoe ik dit opschrijven moest, maar het kwam er toch uit.”
De auteur is schrijver en spreker. Dit artikel is een bewerking van de lezing die zij hield op 9 februari in Gouda voor kunstenaarsvereniging Korf.