Spreken door daden
Het onderwijs en de zorg schreeuwen om mensen. De vergrijzing van de bevolking doet de zorgvraag toenemen. Maar ook het personeel in de zorg en het onderwijs vergrijst, en ook dat geeft een toename van vacatures. Daarnaast trekken economie en arbeidsmarkt aan, wat tot nieuwe banen leidt. Als er niets verandert, moet de zorg leven met vele duizenden niet-ingevulde arbeidsplaatsen en zal ook het lerarentekort aanzienlijk oplopen.
Intussen lijkt de belangstelling van jongeren voor een baan in de zorg of het onderwijs verder af te nemen. Beide sectoren kampen met een imagoprobleem vanwege matige beloning en hoge werkdruk. Opvallend is dat het probleem binnen christelijke en reformatorische onderwijs- en zorginstellingen niet of nauwelijks kleiner is.
De overheid deed financiële toezeggingen om de salarissen te verhogen. Meer geld is wellicht een pleister, maar zeker niet een medicijn. Een beter imago zal een grotere stap voorwaarts zijn. Maar voor christenen zijn nog diepere motieven denkbaar.
Een halve eeuw geleden was de studiekeus nog eenduidiger. Veel jongeren kozen voor pabo (kweekschool) of verpleging. Het waren eerzame, hoog gewaardeerde beroepen. Nu is een studie economie, business management of accountancy meer in trek.
De generatie ouderen van nu heeft hard gewerkt om tot welvaart te komen. Zij stimuleerden hun kinderen ook hun best te doen, liefst uit te blinken. Met trots kunnen zij vertellen hoe goed hun kinderen of kleinkinderen het doen in de maatschappij. Waarmee dan meestal gedoeld wordt op verdiensten of status. Ook hierin lijkt er weinig verschil tussen ouders uit de gereformeerde gezindte en de rest van Nederland. Daar zijn –naast alle begrip– wel vragen bij te stellen.
Natuurlijk is het een groot goed dat er veel keuzevrijheid voor jongeren is om een studie te volgen die bij hen past. Mooi is het dat zij „hun hart mogen volgen.” Hoewel de toestroom naar allerlei economische beroepen (die op zichzelf eerbaar zijn) iets kan zeggen over dat hart.
Maar vooral onderwijs en zorg zouden speerpunten moeten zijn voor christenen. Het christelijk getuigenis vindt steeds minder gehoor in de maatschappij. Het gesprek verloopt steeds stroever, de toon wordt harder. Het wederzijds begrip en respect vloeit weg.
Als het getuigen met woorden niet langer mogelijk is, dan blijft het getuigen met daden over. Zoals ook de christenen in de Vroege Kerk zich onderscheidden door dienstbaarheid en barmhartigheid. Liefdevolle zorg voor de naaste is dan een preek op zichzelf.
Ook onderwijs biedt een ingang om christelijke waarden voor te leven en uit te dragen. Het is zaak dat christenen zich voorbereiden op een maatschappij die niet van Gods geboden en beloften wil horen, maar zich wel nieuwsgierig laat maken door opofferingsgezindheid en dienstbaarheid.