Duitse vorstenhuizen zijn er nog altijd
De koningshuizen van Beieren en Württemberg regeren al een eeuw niet meer. Toch zijn ze er „redelijk goed” van afgekomen. Verschillende families van de Duitse adel hebben na 1918 weer een positie opgebouwd. „De revolutie is geen thema meer. Ze zijn bezig met de toekomst.”
Dat zegt de Fries Bearn Bilker terugblikkend op de val van tal van koninkrijken en hertogdommen een eeuw geleden, bij het einde van de Eerste Wereldoorlog. De kenner van de Duitse vorstenhuizen en hun geschiedenis verdiept zich al tientallen jaren in het verhaal van de Duits adel. „Het is meer dan een hobby.”
Door de jaren heen bouwde de voorzitter van de Stichting Nassau en Friesland relaties op met verschillende nazaten van koningen en (groot)hertogen die eens regeerden over delen van Duitsland. Recent was hij nog op een groot feest waar adel uit heel Duitsland was vertegenwoordigd. Woizlawa-Feodora Elise Marie Elisabeth prinses Reuss, geboren hertogin zu Mecklenburg, vierde haar honderdste verjaardag. „Dankzij haar heb ik uit de eerste hand veel interessante gegevens over het verleden weten te verzamelen.” De hertogin is een van de laatste nazaten van het bijna uitgestorven huis Mecklenburg.
In 1918 konden de Mecklenburgs –familie van prins Hendrik, de man van de Nederlandse koningin Wilhelmina– de nieuwe situatie moeilijk accepteren, aldus Bilker. Dat gold voor meer vorstenhuizen. „Anderen voelden al langer aan dat de tijd van regerende aristocraten en adel voorbij was.”
Hoe hebben de verschillende vorstenhuizen de omwenteling van 1918 ervaren?
„De meeste vorsten zaten vast in de routine van de generaties daarvoor. Sommigen vochten voor hun positie. De aartsconservatieve groothertog van Oldenburg bewoog absoluut niet mee. Hij bleef tot het laatste toe bevelen geven en had niet in de gaten hoe kritiek de situatie was. Ook de groothertog van Mecklenburg wilde de gang van zaken niet accepteren.
Maar er waren ook vorsten die wisten dat de omwenteling eraan zat te komen. De moderne en intelligente groothertog Ernst Ludwig van Hessen-Darmstadt voelde dat goed aan en wist: dit sprookje houdt niet lang meer stand, dit systeem is achterhaald. Hij had ook geen interesse om te blijven regeren. Hij had zoiets van: „Hè, hè, eindelijk. Nu kan ik me aan mijn hobby, de kunst, wijden.”
De koning van Württemberg was al lange tijd bezig om hervormingen door te voeren. Hij voerde de parlementaire democratie in en had veel contact met het volk. Het was daarom voor hem een grote teleurstelling dat er ook voor hem en zijn huis geen ruimte meer was na 1918.”
Zagen de vorsten de val van keizer Wilhelm niet aankomen?
„Het is begrijpelijk dat verschillenden van hen niet op de roep om verandering reageerden. Ze werden omringd door mensen die er belang bij hadden om het systeem in stand te houden. Als vorst word je omringd door mensen die jou niet snel zullen tegenspreken. Eerder zullen ze zeggen: „Het valt wel mee, majesteit!”
Verder ging het allemaal heel snel. De koning van Beieren en de hertog van Brunswijk traden bijvoorbeeld al af voordat keizer Wilhelm terugtrad. Dat was verrassend, zeker voor Beieren. Daar had het koningshuis veel aanzien.
De snelle omwenteling kwam doordat er tijdens de revolutie van 1918 net de verkeerde vorst regeerde. Prins-regent en later koning Ludwig III had een paar jaar eerder de procedure in gang gezet om de geesteszieke koning Otto af te zetten. Maar in het rooms-katholieke Beieren werd dat niet gewaardeerd. Als God Otto als koning had gegeven, mocht je hem niet zomaar van de troon halen, vond een groot deel van de inwoners van Beieren. Door deze stap verloor Ludwig veel krediet. Dit heeft de revolutie versneld. Bovendien waren er in München veel linkse groeperingen sterk vertegenwoordigd.”
Hoe hebben de verschillende vorstenhuizen de draad weer opgepakt?
„Sommige vorsten traden af, andere werden afgezet. De reactie verschilde nogal. De koning van Saksen had veel zelfmedelijden en vertikte het om te vertrekken. Hij wilde zelfs zijn paleis in Dresden niet verlaten. Uiteindelijk werd hij ertoe gedwongen. Hij schreef de kortste abdicatiebrief ooit: „Hierbij treed ik af.” Hij was heel zuur.
In Beieren kwam een gunstige regeling met de koninklijke familie tot stand en behield de familie haar aanzien. De koninklijke familie bewoont nog altijd een vleugel van het grote slot Nymphenburg in München. De rest van het paleis is opengesteld en daar kan het publiek de grote kunstcollectie van de hertogen van Beieren bekijken. Bij belangrijke bijeenkomsten in Beieren zijn de hertog en zijn familie aanwezig. Ze doen veel voor de kunst en de muziekcultuur.”
Er was altijd een grote betrokkenheid op elkaar tussen de verschillende huizen. Hoe is dat nu?
„Ze zijn nog steeds erg op elkaar betrokken. Ze bezoeken elkaar en wonen feestelijkheden in elkaars families bij. Je ziet wel een kloof tussen de protestantse en de rooms-katholieke huizen. Die groepen komen niet zo veel bij elkaar.
De vorstenhuizen komen elkaar regelmatig tegen; door hun positie en familieverbindingen. Ze hebben ook dezelfde belangen, bijvoorbeeld door hun grootgrondbezit en bosbouwactiviteiten.”
De omwenteling betekende voor de koningen en hertogen niet alleen het inleveren van macht, maar ook financieel waren de gevolgen soms groot.
„De meeste vorstenhuizen zijn er redelijk goed van afgekomen. Met hen is in 1919 een regeling getroffen. Veelal mochten ze een of meerdere paleizen, grond en bezittingen behouden. In Duitsland spreken ze daarom ook niet van een revolutie. Er is geen dode onder de vorsten gevallen en er werden goede afspraken gemaakt.
Sommige vorsten waren zo slim om delen van hun bezittingen aan de staat te schenken. Günther Victor van Schwarzburg gaf zijn grote kasteel aan de staat Thüringen. Dat staat er nog steeds zoals toen, en is al die tijd goed onderhouden, ook in de tijd dat Schwarzburg in de communistische DDR lag. Anders had het de familie kapitalen gekost.”
Grootgrondbezitters
Veel vorstenhuizen zitten er ook nu nog warmpjes bij, weet Bilker. „De koninklijke familie van Württemberg heeft veel bezittingen, zoals brouwerijen en bosgebieden. Het huis Lippe is rijk. Er zijn ook veel onbekendere families die grote bezittingen hebben, maar daar niet veel over naar buiten brengen. De Beierse prinselijke familie Waldburg is schatrijk, maar je hoort weinig over hen. Vergeet niet dat veel van de oude adel al sinds de middeleeuwen veel grond bezit. Die positie hebben de meesten weten te behouden en zelfs kunnen versterken. Vooral na de Wende in 1989 hebben veel families grote aankopen van bosgebied in Oost-Duitsland weten te doen.”
Verschillende families hebben door al die bezittingen nog altijd een positie van betekenis, constateert Bilker. „De familie Castell heeft banken, in Noord-Beieren hebben de families Löwenstein en Leiningen veel invloed, bijvoorbeeld door wijnbouw. De familie Oettingen bezit, geloof ik, zeven of acht kastelen. Dat is enorm.
Soms ging het ook minder goed. De groothertogelijke familie van Baden bleef lang boven haar stand leven. Met grote schulden als gevolg. In 1995 heeft de familie een grote veiling gehouden. Dat heeft geholpen. De financiën zijn sindsdien weer op orde.”
Was er na de Tweede Wereldoorlog nog hoop op herstel of rehabilitatie, of juist niet?
„Nee, daar is geen sprake van geweest. De Tweede Wereldoorlog betekende wel een grote verandering voor de adellijke families in het oosten. Onder het communisme was er geen plaats meer voor hen. De meeste families vluchtten naar het westen, met achterlating van vrijwel al hun bezittingen. Een enkeling bleef, maar voor een rol van betekenis was geen ruimte meer.De families die naar het westen vluchtten moesten aan de bak. Zij moesten voor hun eigen inkomen gaan zorgen.
Na de val van het communisme in 1989 kregen sommige families hun bezittingen terug, andere konden ze terugkopen. Maar er zijn ook families die rechtszaken moesten aanspannen over hun bezittingen. Zo is de familie Reuss al heel lang in procedures verwikkeld over voormalige eigendommen.
De Tweede Wereldoorlog zorgde overigens voor nog een tweedeling. Een aantal vorsten –best veel– was sterk pro-nazi, zoals de Oldenburgers, de Waldeck-Pyrmonts en de Lippes. Anderen waren juist erg tegen Hitler. De vorstenhuizen die Hitler en zijn regime steunden, dragen dat nog altijd als een last met zich mee, merk ik.”
U kent veel mensen uit de diverse dynastieën. Hoort u nog weleens over alles wat rond 1918 gebeurde of is dat een afgesloten hoofdstuk?
„Nee, dat is geen thema meer. Vooral de positie van de familie, bezit en het voortbestaan is belangrijk. Al deze families denken aan hun toekomst. Ik ben overigens benieuwd hoe de adel zijn positie zal weten te behouden. Bij de jonge generatie zie je steeds meer huwelijken met burgers. Dat moet op lange termijn zijn effect hebben op hun positie en aanzien.
Je ziet de laatste tijd dat er weer ruimte en aandacht is voor de Duitse adel. Het mag weer. Dat is in de tweede helft van de vorige eeuw wel anders geweest.”
Zijn er nog lessen uit te trekken voor nu regerende vorstenhuizen?
„Zeker. Alle vorstenhuizen zijn in 1918 enorm geschrokken. Koningin Wilhelmina ook. Eén ding was duidelijk: de positie van monarchie was niet vanzelfsprekend. Dat hadden ze bij de Franse Revolutie gezien, maar in 1918 weer. De grote les was: je moet als vorst meegaan met je tijd en weten wat er onder het volk leeft.
Als één vorstenhuis dat geleerd heeft, is dat ons vorstenhuis wel, en zeker Willem-Alexander. Hij realiseert zich heel goed: je moet je tijd verstaan. Als koning bevind je je in een positie dat iedereen tegen je zegt: „Wat doet u het goed.” Mensen om je heen zijn weinig kritisch. Overal waar je komt word je geadoreerd. Daarom vind ik het zo knap hoe de Oranjes het doen.
De Scandinavische vorstenhuizen hebben die les ook goed begrepen. In Engeland zijn ze lang star gebleven, maar daar zie je de jonge generatie van William, Kate, Harry ook meegaan.
Het Belgische koningshuis heeft het door de binnenlandse verdeeldheid altijd lastig, maar ook Filip doet het goed. En zeker zijn vrouw koningin Mathilde snapt het. Ze bewaart een beetje afstand, maar heeft ook goed contact met de bevolking. Ze is vriendelijk, modern, maar ook stijlvol.
Het is –zeker in deze tijd– belangrijk voor een regerend vorst dat hij of zij moreel gezag heeft. Koningin Beatrix had dat. Zoiets bouw je door de jaren heen op. Koning Willem-Alexander heeft dat binnen een paar jaar ook. In zo’n positie kun je thema’s aansnijden die in de maatschappij spelen en kun je samenbinden.”
Dit is het zesde en laatste artikel in een serie over monarchieën die een eeuw geleden, aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, verdwenen.