Is Jezus onder de rabbijnen?
Kennis van het huidige, orthodoxe jodendom helpt ons niet zo om dichter bij de oorspronkelijke bedoeling van de woorden van Jezus en de apostelen te komen. We kunnen ons daarvoor beter verdiepen in het pluriforme, veelkleurige Joodse leven uit de intertestamentaire en de nieuwtestamentische periode.
Mijn collega Overeem en mijn vriend Albert Groothedde hielden een bevlogen pleidooi ten aanzien van onze verbondenheid met het Joodse volk (RD 4-1). Van harte steun ik hun oproep!
Ter onderbouwing van hun pleidooi voerden ze drie redenen aan. De eerste twee sloten ze met een conclusie af. Ik citeer: „Kennis van het jodendom helpt om dichter bij de oorspronkelijke bedoeling en impact van de woorden van Jezus en de apostelen te komen.”
Bij deze conclusie plaats ik twee kritische kanttekeningen, om de bezinning op onze verbondenheid met het Joodse volk te verdiepen.
Methodische kanttekening
Overeem en Groothedde baseren hun stelling op twee argumenten. Hun argumentatie maakt duidelijk wat zij in dit verband verstaan onder de term ”het jodendom”, namelijk: het orthodoxe jodendom met zijn rabbijnse Schriftuitleg. Volgens hen biedt deze intrigerende wereld met zijn boeiende uitleg van de Tenach (Hebreeuwse Bijbel, Oude Testament) ons vandaag toegang tot de woorden van Jezus en zijn apostelen.
Hier begint mijn moeite. Het lastige is namelijk dat de rabbijnen pas na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem, in 70 n. Chr., hun entree op het Joodse toneel doen. In de eeuwen daarna leggen zij de grondslag voor een orthodox Jodendom, zoals wij dat in zijn huidige, veelkleurige vorm kennen. Als bouwstenen voor dit fundament gebruiken zij materiaal uit de periode voor 70 n. Chr. Tegelijkertijd laten ze ander materiaal uit deze periode al dan niet bewust liggen.
Vandaag de dag floreert een Joods leven dat in veel opzichten niet te vergelijken is met het pluriforme karakter van het Joodse leven uit de intertestamentaire en de nieuwtestamentische periode. De veelkleurigheid van het Joodse leven nu verbleekt bij de pluriformiteit van het Joodse leven toen. Wie dicht bij de omgang van de Schrift door Jezus en zijn volgelingen wil komen, moet daarom niet insteken bij de tijd na Jezus (anachronisme), maar bij de periode vóór Jezus en zijn discipelen, de intertestamentaire periode.
Theologische kanttekening
Wie kennisneemt van de intertestamentaire periode stuit vrij snel op vele overeenkomsten tussen de uitleg van de Schrift door Jezus en zijn volgelingen en de uitleg door hun tijdgenoten. Hij ontdekt ook dat deze gemeenschappelijke exegetische methoden op tal van punten door externe literaire en culturele factoren uit de hellenistische cultuur zijn gestempeld.
Deze constateringen stellen ons voor de vraag wat het eigene van Jezus’ Schriftuitleg nu eigenlijk is. Hoe maken Jezus en zijn volgelingen hun punt, terwijl ze met alle vezels van hun bestaan aan hun tijd en volk verbonden zijn? Hun exegetische tools zijn niet nieuw, ze zijn naar de maatstaven van hun dagen legitiem en ze verschillen in niets met die van hun volksgenoten. Toch komen ze met hun Schriftuitleg tot een totaal andere uitkomst, wanneer ze stellen dat de Jezus uit Nazareth de Schriften heeft vervuld. Christus (de Messias) is gestorven, begraven en opgewekt naar de Schriften (1 Kor 15:3-4).
Verdere bezinning
Liggen hier niet twee punten voor onze verdere bezinning op onze verbondenheid met het Joodse volk? Allereerst: biedt de rabbijnse exegese ons mogelijkheden om te bewijzen dat Jezus de Christus is, zoals Apollos dat deed tijdens zijn ontmoeting met zijn volksgenoten in de synagoge (Hand 18:28)? In de tweede plaats: de rabbijnse traditie claimt een rechtmatige erfgenaam te zijn van de vaderen voor de Grote Vergadering te Jabne in de tweede eeuw n. Chr. (zie Mishna, traktaat Abbot). Als dit zo is: hoe verhouden zij zich dan tot de eschatologische en/of messiaanse uitleg ten tijde van deze grote vaderen?
Vrede over Israël!
De auteur is christelijk gereformeerd predikant in Sliedrecht.