De wijnstok van weleer
Psalm 80:15
„O God der heischaren! Keer toch weder; aanschouw uit de hemel en zie en bezoek deze wijnstok.”
We belijden onze zonden opdat de wijnberg van de Heere waarop we mogen verblijven, niet in rook en as opgaat door onze gestadige brand en twisten. Dan immers zouden onze nakomelingen, die de beklagenswaardige ondergang zien van ons, de wijnstokken, ons kunnen aanklagen en zeggen: „O wijnstok die ooit God behaagde, o wijnranken, die zo overvloedig zeer lieflijke druiven hebben gedragen! Door welke fout of nalatigheid bent u te gronde gegaan?” De wijngaard is door God eigenhandig geplant en besproeid met heilzame wateren die geput zijn uit de fontein van de Heilige Schrift. Er zijn daardoor veel ranken ontstaan, die versierd en vergroot zijn door de bijzondere zegen van God. Ze zijn zelfs tot de uiterste einden van de aarde uitgebreid. Daarom waarschuw ik u, eerwaarde medearbeiders, om niet opnieuw te vervallen in fouten of nalatigheden. Niet dat ik twijfel aan de vlijt of zorgvuldigheid waarmee u allerlei verval wilt herstellen, of aan de voorspoedige afloop van onze synode. Zeker niet, eerwaarde heren en broeders in Christus! Ik zie echter op de kandelaar van de zuivere waarheid die door de bijzondere gunst Gods in onze kerken bewaard is. Ook deze synode, die wij nauwelijks verwacht hadden, is wat dat betreft een wonderbaarlijke weldaad Gods.
Johannes Polyander, hoogleraar in Leiden
(”Preek over Jesaja 52:7”, 1618)