Economie

Twintig jaar euro: wankel project door gebrek aan discipline

De euro bestaat binnenkort, over precies een maand, twintig jaar. Griekenland deed de munt wankelen, Italië vormt een risico. Convergentie en dus discipline zijn nodig en daar ontbreekt het aan.

Arie de Rooij
1 December 2018 12:02Gewijzigd op 17 November 2020 05:04
De Duitse bondskanselier Kohl (l.) en de Franse president Mitterrand (r.). beeld AFP, Gerard Fouet
De Duitse bondskanselier Kohl (l.) en de Franse president Mitterrand (r.). beeld AFP, Gerard Fouet

We haalden ons nieuwe geld toch pas in 2002 uit de pinautomaat? Jawel, maar op papier bestond de euro al langer. Vanaf 1 januari 1999 waren de onderlinge wisselkoersen van de deelnemende valuta’s niet meer te wijzigen. Dat betekende de start van een monetaire eenheid. Alleen behield elk land in fysieke zin nog drie jaar zijn nationale betaalmiddel.

De muntunie heeft inmiddels een zware crisis overleefd. Een ontspoord begrotingstekort en een enorme staatsschuld in Griekenland brachten haar aan de rand van de afgrond. Vandaag de dag zijn er zorgen over Italië. Zagen politici in de aanloop naar de euro zulke mogelijke problemen niet? En anders: waarom gingen zij dit avontuur dan aan?

We moeten ons realiseren dat de euro vooral een politiek project was. De val van de Muur in 1989 wakkerde de vrees aan voor een weer steeds machtiger Duitsland. Bondskanselier Kohl en de Franse president Mitterrand sloten een deal: de Duitsers kregen hun hereniging, maar beloofden de D-mark in te leveren voor een gezamenlijke munt. Dit laatste zou hen hechter verankeren in een verenigd Europa; de Bundesbank kon dan niet langer –wat tot dan toe de praktijk was– het rentebeleid dicteren. En de monetaire eenwording zou over de volle breedte de Europese integratie vooruithelpen. Kortom, de euro moest er hoe dan ook komen. Economische bedenkingen werden ondergeschikt gemaakt.

Waren die er wel? Voor landen die wilden toetreden, golden er ‘exameneisen’ ten aanzien van overheidstekort, staatsschuld, inflatie en rentestand. Eerst dienden zij economisch in de pas te lopen, er moest sprake zijn van, zoals dat heet, convergentie, een naar elkaar toegroeien. Ik heb het jaarverslag van De Nederlandsche Bank (DNB) over 1998 er eens op nageslagen. Daarin beluister je kritische noten: „Het voldoen aan deze criteria is een (onvolkomen) uitdrukking van bereikte convergentie. (…) Het ultieme criterium is niet convergentie, maar duurzame convergentie.” Met name ten aanzien van de begrotingsdiscipline had de bank twijfels. Terecht, zo bleek. Op dat punt ging het –en gaat het nog steeds– mis.

Met de vereiste duurzame convergentie wil het maar niet vlotten. Niet voor niets praten de ministers van Financiën begin volgende week over versterking van de muntunie en ligt er een voorstel op tafel voor een eigen begroting voor de eurozone, om landen te helpen die in dat opzicht slecht scoren.

Terug naar het DNB-verslag over 1998: „Teleurstellend is de onvoldoende ambitieuze invulling van het stabiliteitspact.” Ook dat zag de bank goed: het pact, bedoeld om discipline af te dwingen, zou te grote tekorten niet voorkomen. De huidige botsing van Italië met Brussel bevestigt dat.

Italië was bij de introductie van de euro al een zorgenkind. Een land, schreef DNB, „dat qua groei achterblijft bij het Europese gemiddelde en de tekortdoelstelling heeft verhoogd.” Het verwachte tekort voor 1999 bedroeg 2,4 procent. Laat dat nou exact hetzelfde percentage zijn als in de prognose voor 2019.

Twintig jaar later. Een jubileum voor de euro, maar geen duurzame convergentie. En wat betreft Italië is er helemaal niets veranderd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer