Doe niet af aan appel van christelijke ethiek
Schrijf een gesprek over een gezamenlijk moreel kompas niet direct af. Gods geschapen werkelijkheid kan dienen als een objectief referentiepunt in deze zoektocht, reageert B. A. Belder.
Niemand zal beweren dat zoeken naar morele overeenstemming in een plurale samenleving als de onze gemakkelijk is. Maar om een poging tot het komen van een gemeenschappelijk gedeeld moreel kompas meteen als een „mission impossible” af te doen, zoals dr. Hilde Westerman-Dannenberg stelt (RD 26-9), is onterecht.
Allereerst vanuit histórisch perspectief. Onze cultuur is diepgaand door het christelijk geloof gevormd. Zo ook onze moraal. Veel morele begrippen, zoals individualiteit, persoon-zijn, vrije wil en (naasten)liefde, zijn door het christelijk denken gemunt en gestempeld, én in onze seculiere cultuur nog altijd gemeengoed.
In zijn beroemde boek ”After Virtue” heeft de moraalfilosoof Alasdair MacIntyre evenwel laten zien dat, met het loslaten van het christelijk geloof, deze begrippen in de lucht zijn komen te hangen. Met alle morele (spraak)verwarring als gevolg. Onze geschiedenis stelt ons dan ook voor de indringende vraag: Kúnnen wij zonder het christelijk denken? Kan bijvoorbeeld ”menselijkheid” werkelijk worden begrepen in de waaier aan seculiere opvattingen of doet alleen het christelijk geloof recht aan deze waarde? Het is een gezamenlijke erfenis en de zoektocht naar antwoorden is daarom een gezamenlijke opdracht.
Aanspraak
In de tweede plaats heeft een gesprek over een gedeeld moreel kompas zijn recht vanwege het chrístelijke karakter van onze unieke moraal. Dit lijkt vreemd, want plaats je je daarmee niet bij voorbaat buiten elke discussie? De anglicaanse ethicus Oliver O’Donovan heeft juist laten zien dat het een het ander niet uitsluit. Integendeel. Het christelijke is daarin gelegen dat het een bevestiging is van Gods schepping en daarmee een objectief referentiepunt heeft en dus niet alleen gelovigen, maar iedereen aangaat. Een aanspraak die door de zonde niet teniet wordt gedaan, ook niet door de verduisterende werking van de zonde. Goede ethiek ís verlichting van ons verstand.
Een derde reden is gelegen in het eigen, práktische karakter van de moraal. Dit is iets wat O’Donovan in zijn recente werk (”Ethics and Theology”) heeft benadrukt en uitgewerkt. Moraal kan uiteindelijk niet worden begrepen los van de werkelijkheidsvisie waarin zij is ingebed, maar dit laatste is niet noodzakelijk het startpunt in het gesprek, zoals dr. Westerman lijkt te veronderstellen. O’Donovan laat zien dat het praktisch kennen een eigen startpunt kent, dat om een werkelijkheidsvisie vraagt en „zich opent naar de theologie.” Neem bijvoorbeeld het wonderlijke fenomeen dat wij aan dingen waarde toekennen. De intrigerende vraag is: is dit een puur subjectivistisch gevoel of wordt dat opgeroepen door de werkelijkheid zelf?
Werkelijkheidsclaim
In het betoog van dr. Westerman dreigt de werkelijkheidsclaim van het christelijke denken te verdampen. Ja, moraal staat niet los van levensbeschouwing. Verschillen in levensbeschouwing brengen fundamentele verschillen van inzicht aan het licht. In ons leven, en dus ook in ons denken, laten wij ons uiteindelijk leiden óf door het vlees (de zonde), óf door de Geest (Gal. 5). Maar dat plaatst ons niet buiten de werkelijkheid. Het Evangelie is ten diepste een werkelijkheidsclaim, waarin God Zijn schepping terugclaimt op de heerschappij van de zonde: „Het Koninkrijk Gods is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie!” (Markus 1:15).
De zonde, hoe diep die zich ook in onze werkelijkheid heeft genesteld, parasiteert uiteindelijk op het goede in de schepping. In kruis en opstanding voltrekken zich oordeel én verlossing van onze werkelijkheid. De christelijke ethiek als onderdeel van dit goede nieuws gaat iedereen aan.
In Westermans betoog lijkt deze claim weg te vallen. Wanneer zij schrijft dat ons niets rest dan het verwachten van nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, doet dit bijna gnostisch aan – een verwachting die geen goed nieuws bevat voor déze wereld. Daarmee komt haar betoog dicht bij het door haar zo verfoeide postmoderne denken. Als zij pleit voor apologetiek, dan kan er toch alleen sprake van een appel zijn als er iets is waaraan je kunt appelleren? Gods geschapen werkelijkheid!
Onze buren
Nogmaals, ook ik wil waken voor een misplaatst optimisme. De wijze waarop het christelijk geloof in Europa wordt losgelaten, heeft trekken van een verbitterde echtscheiding – de weerzin, de vooroordelen, de misverstanden laten zich bijna dagelijks voelen. Maar laten wij tegelijk de ogen niet sluiten voor de mooie dingen die ook gebeuren: oog voor het unieke dat het christendom heeft gebracht, de oprechte vraag wat de secularisatie ons nu werkelijk heeft opgeleverd, hoe uiteenlopende ethici elkaar vinden rond het natuurrecht, de brede samenwerking in de VBOK, of dat wij naast alle verschil ook veel moraal met onze buren delen.
Wanneer wij de nieuwe hemel en de nieuwe aarde verwachten, gaat het om de verlossing en vernieuwing van de werkelijkheid waarin wij hier en nu leven. Wat is er mooier dan dat de christelijke ethiek het appel van Gods geschapen werkelijkheid en Zijn verlossend handelen in Christus voor iedereen kan laten doorklinken? Zonne der gerechtigheid, verlicht ons!
De auteur is predikant van de hervormde gemeente in Brakel en doet onderzoek naar de christelijke ethiek van Oliver O’Donovan.