Coalitie kiest voor sluiten van gelederen
Slechts een krappe meerderheid heeft het kabinet-Rutte III. Toch zoekt de premier zijn kracht vrijdag nauwelijks in verbreding van politieke samenwerking, maar vooral in het sluiten van de coalitiegelederen. „Mevrouw Keijzer, zit dit aspect in ons wetsvoorstel? Nee, het zit er niet in, zegt de staatssecretaris.”
Ronduit bekocht voelt PvdA-leider Asscher zich vrijdagavond, aan het eind van de voortgezette Algemene Beschouwingen. Dinsdag, in de Ridderzaal, was hij nog hoopvol gestemd. „De koning verwees naar het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck. Die katholieke premier had als bijnaam “de rode jonker”. Diens minderheidskabinet bracht de achturige werkdag tot stand en nog veel meer goeds. Ik dacht: Als de Troonrede hiernaar verwijst, gaat er in 2018 iets groots gebeuren.”
Maar dat viel tegen. „Ik merkte deze week geen uitgestoken hand richting de oppositie. Wel een hand die verdween in de zakken van gewone Nederlanders, en een hand onder het dienblad met champagne op de Zuidas.”
Gekleurde oppositietaal? Nou, iets zit er toch wel in. Bijna alle voorstellen van de oppositie worden vrijdag door de premier, charmant, gevat, complimenteus, aan de kant geschoven.
Een lagere pensioenleeftijd voor zware beroepen? Bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar? Extra geld voor het onderwijs? Aanscherping van het klimaatbeleid? Meer geld voor arbeidsongeschikten? Vriendelijk maar beslist voorziet Rutte ze van het stempel ”niet nodig”, ”niet haalbaar” of ”ongewenst”.
Om het nog maar niet te hebben over hét thema van deze beschouwingen: het afschaffen van de dividendbelasting. Op dat punt is de opstelling van de premier ronduit als van graniet.
Zeker, elke fractievoorzitter krijgt keurig antwoord. Zo ook SGP-leider Van der Staaij, die vraagt naar het wetsvoorstel dat het aan winkelcentra verbiedt om winkeliers die hun zaak ’s zondags gesloten houden, te beboeten. Of dat verbod ook betrekking heeft op nieuwe contracten van winkelcentra, wil Van der Staaij weten. Rutte denkt van niet, maar wendt zich voor alle zekerheid tot staatssecretaris Keijzer. „Nemen wij dat in ons wetsvoorstel mee, mevrouw Keijzer? Nee, de staatssecretaris zegt van niet.”
En zoals de premier zich tot Keijzer wendt, zo doet hij dat gedurende de dag tot tal van andere bewindslieden. „Ah, over dit onderwerp komt binnenkort een brief van minister Ollongren. Toch? Ja, ik zie de minister bevestigend knikken.”
Dan buigt de minister-president zich naar rechts, naar Financiënminister Hoekstra, dan naar linksachter, om steun te zoeken bij collega Koolmees (Sociale Zaken). Of het bewust zo bedoeld is, valt moeilijk te bewijzen, maar de uitstraling is zonder twijfel deze: wij zijn een hecht team en in al onze ideologische verscheidenheid toch één.
Probeert Asscher het coalitiekordon te doorbreken door Rutte te vragen of de coalitiefracties vrij zijn in hun stemgedrag over een aankomende initiatiefwet die vrije verstrekking van de abortuspil regelt? Hij krijgt bij de premier geen voet aan de grond. „Er is geen afspraak dat fracties hier niet voor mogen stemmen. Maar u weet toch zelf hoe dit werkt in een coalitie? Dat zaken voor bepaalde partijen heel gevoelig kunnen liggen? Ik wil er vooral dit van zeggen: wij proberen elkaar heel te houden in deze coalitie.”
Krijgt de oppositie dan helemaal niets voor elkaar? Jawel, een door de PvdA ingediende motie om een bezuiniging van 19,5 miljoen euro op leerbanen voor mbo’ers te schrappen, krijgt de steun van de hele Kamer. Zo bevestigt deze uitzondering de regel en loodst Rutte, zonder noemenswaardige concessies, alweer voor de achtste maal in zijn carrière, zijn Miljoenennota door de Kamer.
Tegen het zachte prijsje van nog geen 20 miljoen euro.