Vliegen binden bij Hub Keulers
In een historisch pand in het vestingstadje Heusden drijft oud-militair Hub Keulers zijn handeltje in vliegvisgerei. De opbrengst is verwaarloosbaar. Het gaat hem om de gezelligheid. En het promoten van de vliegvisserij. „Je hoort dat het alleen op forel kan, in het buitenland, en dat het peperduur is en heel moeilijk. Allemaal geklets.”
De deur van het winkeltje van Hub Keulers (68) staat zoals altijd wijd open. Iedereen is welkom. Niet alleen om wat te kopen, maar ook voor een praatje met de uitbater van de winkel. Aan de wand hangt allerlei materiaal voor het vervaardigen van kunstvliegen: foam, binddraad in alle kleuren, struisvogelveren, eendenflankveren… De kippen- en hanenveren zijn afkomstig van dieren die hij zelf heeft geslacht. Naast het apparaatje waarmee Keulers zijn insecten produceert, ligt een zwarte poes tevreden te spinnen. „Dat is een zwerver. Die komt elke dag. Het bevalt hem hier blijkbaar beter dan thuis.”
De markante inwoner van Heusden, die van zijn ouders de naam Hubertus Wilhelmus Maria kreeg, kwam ter wereld in het Zuid-Limburgse gehucht Nierhoven. Uit praktische overwegingen besloot hij al jong te trouwen met zijn lief. „Een Vredelinghuwelijk. Zegt je dat niks? Vredeling was destijds minister van Defensie. Die beste mens regelde dat je als gehuwd dienstplichtige het minimumloon kreeg. We hadden al een poosje verkering, dus we hebben er dankbaar gebruik van gemaakt. Het leger beviel me prima. Ik ben graag buiten en er zijn geen mooiere terreinen dan militaire oefenterreinen.”
Om daar blijvend van te kunnen genieten, werd hij beroepsmilitair. Op advies van zijn vader, een mijnwerker, koos hij voor de genie. „Daar heb ik geen spijt van gekregen. Ik leerde er timmeren, lassen, straten… Op mijn vierenveertigste werd ik benoemd tot leraar installatietechniek. Ook dat werk heb ik acht jaar met veel plezier gedaan. Toen kreeg ik een superieur die me totaal niet lag. Ik heb een gruwelijke hekel aan onbenullen. Dat zeg ik ook. Dat wordt je bij Defensie niet in dank afgenomen. Via een afvloeiingsregeling ben ik vertrokken. Met een steen in mijn hart, voor de duidelijkheid. Van de ruim 600 mensen die ik op examen heb gestuurd, is er niet een gezakt. Weet je waarom? Ik wílde niet dat ze zakten.”
Vissen
Terwijl het carillon in de toren van het stadhuis van Heusden vrolijke klanken over het stadje strooit, zoekt de poes een ander plekje in de gemoedelijke chaos op de tafel. Vergenoegd kijkt Keulers rond. „Dit is toch een prachtig vertrek, of niet soms? Wil je roken? Dat mag. Je bent hier in mijn woonkamer, zo moet je dat zien.”
Toen hij het pand in 1984 kocht, van een fietsenmaker, was het totaal uitgewoond. „Bar en boos. Ik heb het helemaal gerenoveerd. Nieuw dak, nieuwe kozijnen, nieuwe deuren, nieuwe vloeren, nieuw elektra, nieuw water, nieuw gas, verwarming… We zijn boven gaan wonen, beneden kwamen twee winkels. Aan deze kant een snoepwinkel, vandaar de naam ”In den langen lick”. Hiernaast een kledingwinkel. Mijn vrouw runde ze allebei.”
Zelf ging hij in zijn vrije tijd vaak uit vissen. Eerst met een standaardhengel, in het jargon van sportvissers een ”vaste stok”. „Op een dag zat ik weer aan de waterkant met mijn vlonder, mijn kist en een foedraal met hengels. Toen ik het hele boeltje oppakte, ging ik door mijn rug. Het heeft me anderhalf uur gekost om het spul in de auto te krijgen. Zes weken heb ik in het ziekenhuis gelegen.”
Een collega van de genie adviseerde hem over te stappen op vliegvissen. „Daarvoor hoef je veel minder mee te sjouwen. In dat jasje daar doe ik m’n vliegvisdozen, m’n reservelijn, m’n hakentang, m’n vergunning, munne koffie, een extra aansteker en dat is het. M’n hengeltje en m’n netje neem ik in de hand mee. Je bent zo weg. Op Koninginnedag 1994 heb ik m’n eerste vliegvishengel gekocht. In Duitsland. Die heb ik nog steeds.” De eerste maand ving hij er niets mee. „Vliegvissen is iets heel anders dan gewoon vissen.” Dankzij oude rotten in het vak, leden van vliegvisgroep De Maaspoort, kreeg hij de kunst onder de knie. Op de club leerde hij ook vliegen binden. Van leerling ontwikkelde hij zich in snel tempo tot professional.
Oude droom
Na het onverwachte overlijden van zijn vrouw, ruim vijfenhalf jaar geleden, deed hij de voormalige stadsboerderij aan de Vismarkt over aan zijn zoon. „Ik ben in zijn huis getrokken, iets verderop. Mijn schoondochter heeft haar baan opgezegd en is de kledingwinkel gaan doen.” Op advies van de zoon maakte Keulers van het snoepgoedwinkeltje een vliegviswinkel. „Dat was een oude droom van me. Bij de ombouw heb ik geweldige hulp gehad van mijn vaste vismaat. En van de prutsclub waarvan mij schoondochter lid is. Die dames hebben geschilderd, geboend, gepoetst, onvoorstelbaar.”
Het winkeltje werd de sociëteit van een groep verslaafde vliegvissers. „Elke woensdagavond zitten we hier met zeven, acht mensen te binden. Als het donkerder wordt, heb ik ook op donderdagavond een groep. Sommigen komen elke week, anderen twee keer in de maand. Ze krijgen van mij koffie, drank nemen ze zelf mee. We binden van zeven tot negen. Met de club van donderdag kan het wel tien uur worden. De mensen komen vooral voor de gezelligheid.”
De kleurrijke vliegen die Keulers maakt, als hij op stoom is meer dan tien in een uur, zijn niet van echt te onderscheiden. „Dat mag ook niet, want de vis is gezegend met een geweldig gezichtsvermogen en laat zich niet bij de neus nemen. Ik heb maar twee zelfbedachte vliegen die het echt doen.” Met gepaste trots toont hij de flashback fashiontale red. „Dat is dé vlieg om forel te vangen.”
De club rond Keulers telt intussen zo’n veertig personen, uit een regio van Antwerpen tot Bodegraven. Academici, boekhouders, bouwvakkers. „Hier praten we enkel over vissen.” Keulers is de nestor van het gezelschap. Het jongste lid is Anna, een meisje van negen jaar dat de passie voor het vliegvissen van haar vader erfde.
De charme van de sport ligt volgens Keulers in het contact met de natuur. „Vier morgens per week ga ik uit vissen. Met een gewone hengel wacht je tot de vis naar jou komt. Met vliegvissen moet je op zoek naar de vis. Ik loop langs de waterkant, kijk naar stroomnaden en het bewegen van riet of het blad van de gele plomp. Als ik niets vang, maar wel een bever, een kiekendief of een ijsvogel zie, is mijn dag ook goed.”
Wedstrijd
Een paar keer per jaar organiseert Keulers voor zijn club een excursie naar Luxemburg of Zuid-Limburg. Eens per jaar de vliegviswedstrijd ”King of the green highlander”. Het aantal echte kenners van de vliegvisserij en het bijbehorende gerei is volgens Keulers beperkt. „Wat mij het meest stoort, zijn de vooroordelen over het vliegvissen. Je hoort dat het alleen op forel kan, in het buitenland, en dat het peperduur is en heel moeilijk. Allemaal geklets.”
De Vereniging Nederlandse Vliegvissers werkt daar aan mee, laat de ervaren vliegvisser zichtbaar geïrriteerd weten. „Die schrijft enkel over excursies naar Verweggistan met whisky erbij. Ik vis gewoon in de Maas en de Merwede. Daar vang ik alle soorten vis die er zwemmen, tot paling toe. Voor weinig geld. Vissen met een vaste hengel kostte me veel meer.”
De verkoop van de winkel stelt niet veel voor, bekent Keulers. Hij ligt er niet wakker van. Het gaat hem om de gezelligheid. Daarom begint hij niet aan een webshop. „Ik wil de mensen zien. Dan kan ik m’n verhaal kwijt. Komen ze voor een vlieg die ik op dat moment niet heb, dan maak ik hem terwijl ze een wandeling door het stadje maken of hier een bakske koffie drinken. Mijn doel is dat die mens tevreden naar buiten gaat.”
In gezelschap van Vladimir Poetin en Barack Obama
In het wonderlijke wereldje van de sportvissers vormen de vliegvissers een bijzondere categorie. Ze hebben hun eigen vereniging en een eigen magazine (De Nederlandse Vliegvisser), dat vier keer per jaar in een oplage van 5000 exemplaren verschijnt.
Het eigene van het vliegvissen ligt in de techniek. De vliegvisser, die bij voorkeur met een waadpak in het water staat, laat zijn vislijn onophoudelijk als een lasso over het water scheren. Aan de haak zit een gekochte of zelfgemaakte kunstvlieg. Het wachten is op een vis die naar het wateroppervlak komt en toehapt. Je kunt het een vorm van jagen noemen.
Het vliegvissen werd in Nederland geïntroduceerd door expats uit Engeland, in het begin van de 20e eeuw. De sport wordt vooral geassocieerd met het vissen op forel, in bergriviertjes. Dat bezorgde de vliegvisserij een elitair imago. De forelvangst vindt doorgaans plaats in verpacht viswater, zoals het riviertje de Kyll in de Vulkaaneiffel. Per dag moet al snel 20 euro aan pacht worden betaald. De indruk dat vliegvissen kostbaar is, wordt versterkt door het feit dat nogal wat grootheden de sport beoefenen. In Amerika Barack Obama, in Rusland Vladimir Poetin, bij voorkeur met ontbloot bovenlijf. In het Verenigd Koninkrijk is prins Charles de mascotte van de vliegvissers.
Nieuwelingen kunnen zich de kunst van het vliegvissen eigen maken via een vliegvisclub in de regio. Daarnaast zijn er jaarlijks beurzen waar werples wordt gegeven. Ook de Fly Fishing Academy en de Vereniging Nederlandse Vliegvissers bieden workshops vliegvissen aan.
Het vervaardigen van de vliegen, al dan niet in clubverband, is onder Nederlandse vliegvissers een populaire bezigheid. Kunstvliegen die op het wateroppervlak blijven drijven, worden droge vliegen genoemd. De zogeheten nimfen zijn imitaties van larven die onder water leven, zoals kokerjuffers en vlokreeften. De producten van professionele binders zijn niet van echte insecten te onderscheiden.
Vliegvissen is vooral effectief in niet al te diep water, en wordt daarom het meest beoefend in bergstromen, ondiepe meren en langs de kust. Maar ook polderwater is prima jachtgebied. Het is een misvatting dat de Nederlandse vliegvisser op het buitenland is aangewezen. In eigen land kan hij ”op de vlieg” van paling tot snoek en van brasem tot karper verschalken.