Beproeving
Exodus 17:1
„Daarna toog de ganse vergadering van de kinderen Israëls naar hun dagreizen uit de woestijn Sin, op het bevel des Heeren, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het volk om te drinken.”
Hier wordt een van Gods heerlijkste wonderwerken in de woestijn van Arabië beschreven. De gelegenheid hiertoe was het gebrek aan water. De kinderen Israëls hadden een overvloed van vlees en brood waarmee zij hun honger konden stillen. Want de kwakkels lagen als het ware in hun schoot rondom het leger verspreid. Maar het ontbrak hun nu aan water. God geeft de mensen zelden alles tezamen wat ze wensen, maar Hij laat hen om wijze redenen altijd iets ontbreken, om hen in een gestadige oefening te houden, en te noodzaken om op Zijn hand te zien.
Bij deze gelegenheid deed zich in hun harten een schandelijk wantrouwen aangaande de goddelijke voorzorg voor. Dat brak uiteindelijk uit in een openbare murmurering tegen God en Mozes. Zo moest de nood waarin zij kwamen, openbaren wat in hun harten heimelijk verborgen was. Bij het zoetgemaakte water te Mara en bij de twaalf waterfonteinen te Elim schenen ze geloof genoeg te hebben! Maar zodra ze weer in gebrek geraakten, kwam hun ongeloof weer tevoorschijn.
Zo gaat het nog tot op de huidige dag. Zolang de mensen overvloed hebben, zolang hun kasten vol geld en hun schuren vol voorraad zijn, zijn ze voortreffelijke, sterke geloofshelden en zingen ze allemaal uit volle borst: „Wij geloven allen aan één God, Schepper des hemels en der aarde.”
Johann Jakob Rambach, theoloog in Giessen (”Voorbeeld en tegenbeeld”, 1763)
Johann Jakob Rambach, in 1693 geboren in het Duitse Halle, was een protestantse theoloog en dichter. Hij volgde de piëtist August Hermann Francke op als hoogleraar in Giessen. Rambach, die een gezangenbundel uitgaf, overleed in 1735.