Gerard van Uden toch niet stichter Zwanenbroederschap
De middeleeuwse Bosschenaar Gerard van Uden was wel de geldschieter, maar niet de stichter van de Illustre Lieve Vrouwe-Broederschap in ’s-Hertogenbosch zoals altijd werd gedacht.
Dit blijkt uit onderzoek van Jan Sanders, rijksarchivaris bij het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), dat dinsdag werd gepubliceerd.
De broederschap –ook wel de Zwanenbroederschap genoemd– dateert uit 1318. De broederschap „draagt zorg voor haar eeuwenoude materiële en immateriële cultureel erfgoed, bevordert de onderlinge christelijke saamhorigheid en de broederlijke band.”
De broederschap telt in totaal 120 leden en 36 broeders; 18 protestanten en evenveel rooms-katholieken. Ook koning Willem-Alexander is er lid van.
Aan de gevel van het Zwanenbroedershuis in ’s-Hertogenbosch, waar de broederschap gevestigd is, zijn vier beelden te zien. Een van die beelden stelt Gerard van Uden voor, die werd gezien als een van de stichters van de broederschap.
In het jaar 1536 werd hij voor het eerst als oprichter genoemd. Omdat dit zo laat pas gebeurde, werd niet alleen aan de rol, maar ook aan het bestaan van Van Uden getwijfeld.
Vondst
Tot archivaris Sanders een toevallige vondst deed in het archief van het bisdom van Den Bosch: Van Uden heeft vlak voor zijn dood in 1321 zijn testament gewijzigd. In eerste instantie wilde hij met zijn nalatenschap de armenzorg en het onderhoud van de Sint-Janskerk steunen, maar dit herriep hij.
In zijn nieuwe testament werd een jaarlijkse schenking van 12 pond vastgelegd, ten behoeve van een altaar in de kapel van de broederschap. Deze Mariakapel aan de Bossche Sint-Jan bestond al, maar kon pas in gebruik genomen worden als er ook daadwerkelijk een altaar aanwezig was. Van Uden wijzigde zijn testament „om het zielenheil van hemzelf en zijn ouders”, aldus Sanders. Ook liet hij geld na voor het onderhoud van een priester die na zijn dood de wensen van de broeders kon vervullen. Voorwaarde was dat de kapelaan (de bedienaar van het te bouwen altaar) zorg zou dragen voor de missen en vespers van de Zwanenbroeders.
Deze diensten waren in de stichtingsakte van de broederschap vastgelegd. Aan het eind van zijn gewijzigde testament legde Van Uden vast dat hij in de broederschapskapel begraven wilde worden. Van Uden koos ervoor om in de nieuwe broederschapskapel begraven te worden. Dat gebeurde waarschijnlijk nog datzelfde jaar.
Van Uden heeft de broederschap vermoedelijk niet gesticht, maar zorgde wel voor het onontbeerlijke altaar, concludeert Sanders. „Het is heel goed denkbaar dat de oprichters van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap zaten te wachten op een geldschieter om hun idee te kunnen uitvoeren. Die diende zich aan in de persoon van Gerard van Uden.”