Welkom, met of zonder rugzakje
Goed gedrag
Het is vrijdagmorgen. Meester Schipaanboord van basisschool De Zandbaan in Rilland geeft les aan de 29 leerlingen van zijn combinatieklas, 6/7/8. In het kader van het passend onderwijs wil hij graag iedereen binnenboord houden, ook de zorgleerlingen. „Fouten maken mag, als je er maar van leert. Veel plezier met dit blad!”
De reformatorische school in het Zeeuwse dorp wil openstaan voor alle leerlingen, met of zonder beperking, een ‘rugzakje’. Dat past in het overheidsbeleid voor passend onderwijs. „De bereidheid die vier mannen bewoog om hun verlamde vriend bij Jezus te brengen, willen wij aan de dag leggen bij zorgleerlingen. We zullen bij een aanmelding dus niet gauw nee zeggen”, vertelt Paul Schipaanboord (55).
Het team van De Zandbaan zet allereerst in op het voorkómen van problemen. Schipaanboord: „Structuur en veiligheid zijn voor elke leerling belangrijk, maar zeker voor zorgleerlingen. Passend onderwijs betekent wat ons betreft niet dat elke leerling een eigen leerlijn heeft.”
De school probeert in de klas zo’n klimaat te creëren dat leerlingen zelfstandig en met elkaar verantwoordelijk zijn voor hun eigen leerproces. Schipaanboord: „Op die manier kunnen we veel didactische en pedagogische problemen voorkomen. Of we zoeken in een veilige sfeer naar een goede oplossing.”
Zelfredzaamheid
Op een willekeurige vrijdagmorgen betekent dat concreet dat de groepsleerkracht een groot beroep doet op de zelfredzaamheid van de 29 leerlingen in de klas. Vanwege het formaat van de school –zeventig leerlingen– zitten groep 6, 7 en 8 in één lokaal.
In de tijd tussen kwart over negen en halfelf betekent dat voor de meester: groep 6 instructie geven over het vermenigvuldigen van grote getallen, groep 7 en 8 aan het werk zetten op hun Snappets (minitablets) en groep 6, 7 en 8 per groep een dictee geven. Tussendoor stuurt Schipaanboord waar nodig bij met een compliment of een vermaning.
Bij zijn rekenles aan groep 6 wil de meester dat de jongens en meisjes kritisch zijn op zichzelf. Na drie vermenigvuldigingssommen op het bord moeten ze zelf aan de slag met 7 x 448 en varianten daarop. De leerlingen kijken na elk rijtje hun eigen werk na met een rekenmachine. „Fouten maken mag, als je er maar van leert. Veel plezier met dit blad!”
Geen tijd
Natuurlijk heeft de meester geen tijd om tijdens het dictee bij groep 7 of 8 leerlingen uit groep 6 te helpen bij hun vermenigvuldigingen. Toch is dat beroep op zelfredzaamheid niet uit nood geboren. „Ook als ik alleen groep 6 had gehad, zou ik voor deze manier van werken hebben gekozen. Kinderen zitten niet alleen op school om keersommen te leren, maar ook om de vaardigheid te ontwikkelen zichzelf te redden en kritisch te zijn op hun prestaties. Ze moeten leren zichzelf een passend doel te stellen”, vertelt Schipaanboord.
De leerkracht ziet daarom ook graag dat leerlingen zelf bepalen hoe hoog ze de lat willen leggen. Op het digibord voor in de klas verschijnt steeds de totaalscore van het aantal sommen dat de leerlingen hebben gemaakt op hun Snappets. „Hoeveel gaan we nog halen voor de pauze begint?” „Achthonderdvijftig”, stelt een van de leerlingen voor. „Negenhonderd”, denkt een ander. „Jullie gaan eens even een flinke boost aan de Snappetscore geven: négenhonderdvijftig!”
Teamsport
Het is leerzaam voor leerlingen om zichzelf goed aan de gang te houden, vindt Schipaanboord. „Ze volgen allemaal hun eigen programma, want iedereen werkt op zijn eigen niveau op de Snappet. Maar zo’n totaalscore op het bord creëert wel een wij-gevoel. Ze kunnen ook een groepsdoelstelling maken. Was het voorheen lastig om de leerlingen tot aan de pauze geconcentreerd aan het werk te houden, nu merk ik dat ze tot twee minuten voor halfelf fervent aan het rekenen zijn.”
Bij teamsport hoort ook elkaar helpen. Sarith uit groep 7 vraagt een medeleerlinge hoe ze een som moet oplossen. „Ook dat uitleggen aan elkaar is er om de leerlingen op sociaal gebied te vormen. In een gezinssituatie steunen kinderen elkaar. Ik probeer dat hier op school ook te stimuleren door de leerlingen zich voor elkaar te laten inzetten.”
Wat Schipaanboord betreft komen na zelfredzaamheid en hulp aan elkaar de meester met extra uitleg eraan te pas. „Ik probeer altijd snel na te kijken, zodat ik leerlingen gauw feedback kan geven op hun werk. Vrijdag zag ik dat drie leerlingen uit groep 6 in hun proefdictee ”je bedoeld” hadden opgeschreven. Dan roep ik ze tijdens spelletjestijd een minuutje bij me voor uitleg.”
Onderwijsassistent
Op maandag en dinsdag is er een onderwijsassistent om leerlingen hulp te geven wanneer ze het in de klas niet bij kunnen benen. „We zijn blij met het extra geld dat het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor werkdrukverlaging”, aldus de groepsleerkracht. „Daardoor kunnen we misschien meer dagen per week een onderwijsassistent laten werken.”
Leerproblemen beschouwt Schipaanboord als relatief eenvoudig. „Als een kind dyslectisch is of veel moeite heeft met rekenen, is daar altijd wel een oplossing voor te bedenken. Je kunt in een klas diverse didactische aanpassingen doen. De middelen daarvoor zijn de afgelopen jaren enorm toegenomen.”
Kikkers in een pan
Een ander verhaal is het met gedragsproblemen. „Het is niet mogelijk in een klas meer pedagogische klimaten te hanteren. Ik zoek daarom vaak naar mogelijkheden om afzonderlijk met een leerling te spreken met wie het in dit opzicht niet goed gaat. Het liefst zou ik met alle kinderen af en toe een leerlinggesprek hebben, maar door tijdgebrek richt ik me nu op zorgleerlingen.”
Toch weet de groepsleerkracht ook van situaties waarin extra gesprekken tekortschoten. „Neem leerlingen met hechtingsproblemen. Natuurlijk zijn zij gebaat bij veiligheid en structuur. Maar ook in een goede sfeer blijft hun gedrag onvoorspelbaar, zeker wanneer ze ook nog eens beschadigd zijn door mishandeling of misbruik.”
Schipaanboord haalt een herinnering op aan een leerling die hem hoofdbrekens bezorgde. „Ook de klasgenootjes van dat kind liepen op hun tenen. Toen die leerling door verhuizing vertrok, zagen we dat alle kinderen zich weer ontspanden. We hadden met z’n allen als kikkers in een langzaam opwarmende pan gezeten. Maar wanneer draai je het vuur uit?”
Het was voor de leerkrachten een leermoment. „Gedragsproblemen nemen soms langzaam toe. Ik investeerde veel energie in dat ene kind. En het lastige is dat ik me tegelijk ook nog eens schuldig voelde ten opzichte van de andere kinderen in de klas. Achteraf zei het team: „We moeten onze grenzen beter bewaken.” Het is ook professioneel om nee te zeggen.”
Nascholing
Voor de leerkrachten van De Zandbaan was het de aanleiding om te investeren in nascholing. Ze wonnen advies in bij Berseba, het reformatorische samenwerkingsverband voor passend onderwijs. „Het is prettig wanneer iemand die wat meer op een afstand staat even meekijkt. Iemand die niet in de pan zit. Ook een teamscholing over pleegkinderen van trainingscentrum Qwestor heeft het personeel geholpen.”
Als kleine school heeft De Zandbaan zijn beperkingen. „We hebben geen time-outruimte voor leerlingen die even op adem moeten komen. En ik kan ook niet tegen een leerling zeggen: Ga maar een rondje rennen op het plein. Op de meeste dagen is er behalve de leerkrachten in de groepen geen ander personeel dat een oogje in het zeil kan houden. Soms zouden we ook met alleen maar wat meer geld voor extra handen in de klas al heel erg zijn geholpen.”
Toenemende zorg
Terugkijkend op de ruim dertig jaar die hij voor de klas staat, ziet Schipaanboord een toenemend aantal zorgleerlingen. „Gelukkig weten de leerkrachten van nu veel meer over gedrag dan toen ik net voor de klas stond. Die lijn van bekwaamheid loopt echter tegelijk op met de lijn van toenemende zorg, zodat per saldo misschien hetzelfde percentage leerlingen naar het speciaal onderwijs gaat.”
De ervaren groepsleerkracht vindt het dan ook te kort door de bocht om te zeggen dat het passend onderwijs is mislukt. „Leerlingen die in mijn begintijd als leerkracht allang zouden zijn doorgestuurd naar het speciaal onderwijs, zitten nu gewoon bij ons op school. Al vergt dat soms ontzettend veel van leerkrachten. Ze zijn opgeleid als generalist, maar van hen wordt verwacht dat ze op alle terreinen specialist zijn. Het is niet vreemd dat de uitval en de burn-outcijfers in het onderwijs hoog zijn. Ik heb bewondering voor startende leerkrachten die het lukt om op de been te blijven.”
Dit is het derde deel van een serie over gedrag van jongeren in het les- en catechisatielokaal.
Tot door het dak
De Zandbaan geeft zorgleerlingen individuele zorg in het kader van passend onderwijs. De reformatorische school in Rilland doet dat vanuit de geschiedenis van de verlamde man en zijn vier vrienden die hem door het dak heen bij de Heere Jezus brengen, zoals vermeld in Lukas 5. „De vier vrienden waren tot veel bereid”, zo verwoordt leerkracht Paul Schipaanboord. „Zo willen ook wij als team al onze inzet geven aan een zorgleerling. Daarnaast werkten de vrienden met elkaar samen om hun vriend op de goede plek te krijgen. Voor ons als school betekent dit dat wij met ouders en anderen die hulp bieden kinderen verder willen helpen.”
Verder waren de vrienden creatief in hun oplossing, meldt de Zeeuwse meester. „Lukt het ons op de ene manier niet, dan proberen we iets anders. De vrienden toonden betrokkenheid op hun vriend. Zo willen wij ook zijn voor de zorgleerling. Wanneer we deze dingen toepassen, mogen we –net als de vier vrienden– Gods zegen verwachten.”
Schipaanboord weet uit ervaring dat de oplossingen niet altijd voor de hand liggen. „We hebben een goed omschreven visie, maar in de praktijk wringt het weleens. Net als bij die vier vrienden die daar voor de deur stonden en niet naar binnen konden.”