Kleinzoon van ”Rechtvaardige onder de volkeren”: Het ”Jodenhok” laat ik altijd leeg
Ze vonden zich gewone mensen, Cornelis en Krijntje Verduijn uit Ede. Gewoon, en doodsbang. En toch boden ze de Joodse onderduikers Ernst en Frida Cohn onderdak in de Tweede Wereldoorlog. Donderdag kregen ze hiervoor postuum de hoge Israëlische Yad Vashemonderscheiding, voor het eerst op een school. „Opdat ook de jongere generatie het niet zal vergeten.”
Drie stoelen stonden donderdag symbolisch op het podium in de aula van de Dordtse locatie Marnix van het Wartburg College. Lege stoelen. Want vader Cornelis en moeder Krijntje zijn al lang geleden overleden. Ook hun ongetrouwde dochter Tina leeft niet meer.
Met hun drieën vingen zij in hun huis in Ede Ernst en Frida Cohn op, toen die in de oorlog een veilige schuilplaats zochten om aan de nazi’s te ontkomen. „Ik ben doodsbang”, bekende Krijntje tegenover haar man, „maar we moeten dit doen.”
Band voor het leven
Hoe groot hun plichtsbesef is, blijkt als Krijntje begin 1943 sterft. Ondanks dit grote verdriet sturen Cornelis en zijn dochter Tina de twee Joden niet weg. In totaal blijft de familie Cohn 28 maanden bij hen.
Het verblijf legt een band voor het leven, vertelde Cornelis’ kleinzoon Jaap Verduijn (1945) donderdag. Verduijn: „Als jongen logeerde ik vaak een weekje bij mijn opa. Vrijwel altijd plofte er dan een brief uit Amerika in de bus. Daarheen was de familie Cohn na de oorlog vertrokken. „Ah, een brief van de Joden!” riep mijn opa dan. Ze bleven nauw contact houden.”
In Amerika had het echtpaar Cohn zich overigens een andere achternaam aangemeten: Cornell, een eerbetoon aan Cornelis Verduijn.
In 1956 ligt hun redder op zijn sterfbed. Als Ernst en Frida dat horen, legt Ernst zijn spaargeld bij elkaar en boekt een vlucht naar Nederland.
Verduijn: „Toen hij de slaapkamer van mijn opa binnenkwam, begon die te stralen. „Als dat onze Jood niet is!” riep hij. En hij breidde zijn armen uit en omhelsde Ernst. En dan moet je weten dat omhelzingen níét gewoon zijn in onze familie. Ze hebben toen nog uren gepraat. Toen Ernst weer naar Amerika vloog, wist hij dat hij een waardig laatste afscheid van hun vriend had genomen.”
Dubbele gevoelens
Hun grootouders en tante beroemden zich niet op hun daden, weet Jaap Verduijn. Hij heeft dan ook dubbele gevoelens bij het feit dat hij en zijn zus Nelleke (1953) namens hen de onderscheiding als ”Rechtvaardige onder de volkeren” uit handen van de Israëlische ambassadeur Aviv Shir-on in ontvangst mochten nemen op Jom Hashoah, de jaarlijkse herdenkingsdag van de Shoah.
Verduijn: „Ik voel mij echt vereerd, het is de hoogste onderscheiding die Israël aan gojim, niet-Joden, uitreikt. Ik voel mij ook nederig, want het zijn niet mijn goede daden geweest. Maar bovendien, mijn grootouders vonden zich geen helden. Als ze van die onderscheiding hadden geweten, zouden ze gezegd hebben: „Wat een onzin.” Ze vonden het iets wat je gewoon deed. Hierbij speelde hun christelijk geloof een grote rol: ze waren gereformeerd.”
Al jaren woont Verduijn nu zelf in het huis van zijn grootouders. De ruimte waar de familie Cohn verbleef, het ”Jodenhok”, is nog steeds intact. Verduijn: „Ik zou het goed kunnen gebruiken, maar het blijft leeg. Het Jodenhok heeft ooit het hoogste doel gediend; nimmer zal ik het voor een minder doel gebruiken.”
Na afloop zijn de leerlingen Marianne Hoogstraten (14), Louise van Houdt (14) en Lydia van den Bos (15) onder de indruk. De middag vormde de afsluiting van een project over Israël en de Holocaust, meldt Lydia.
Louise: „André Diepenbroek, die als ceremoniemeester van de Israëlische ambassade deze middag leidde, heeft hier diverse gastlessen verzorgd. Hierdoor waren we goed voorbereid.”
Marianne noemt de eigenlijke uitreiking het indrukwekkendst van de middag. „De mensen over wie het ging, leefden ver voor wij waren geboren. Maar nu zien we wel hun nabestaanden. Dan komt het toch dichtbij.”
Op een school
Voor het eerst had er in Nederland een uitreiking van de Yad Vashemonderscheiding op een school plaats, meldt docente en medeorganisator Rian Vogel-de Pagter. „In het kader van Israëls zeventigjarig bestaan dit jaar wilden we extra aandacht aan de Holocaust geven. Collega Kees van der Klooster heeft daarom samen met Diepenbroek deze ceremonie hier georganiseerd. Opdat ook de jongere generatie het niet zal vergeten.”