Column (Jan van Klinken): Hilariteit in de rechtszaal
In de krant van begin deze week las ik over een nieuw boek dat aan de rechtspraak in ons land is gewijd. Ik heb het niet gelezen, maar de recensent vond het een zeer geslaagde uitgave en daar kan ik me van alles bij voorstellen. Weliswaar kan rechtspraak onnoemelijk saai zijn, maar daar staat tegenover dat er in de rechtszaal ook veel te leren en te genieten valt.
Tegelijk kunnen zaken buitengewoon onverkwikkelijk zijn. Ik moet denken aan de zaak tegen Koos H. Die baarde indertijd veel opzien. Die man had kinderen naar zijn huis gelokt, opgesloten in een martelkamer en gruwelijk mishandeld. Om van te kokhalzen. Wel bijzonder trouwens dat hij tijdens zijn detentie gedurende langere tijd werd opgezocht door de reformatorische therapeut Ben Zijl.
Overigens waren niet alle lezers blij met de verslaggeving in de zaak van Koos H. Was het wel nodig om te weten wat deze man had uitgespookt, wierpen zij op. Op zich geen onzinnige vraag. Het is vaak niet zo moeilijk om een berechting zo op te schrijven dat de rillingen de lezers over de rug vliegen en het bloed van de pagina druipt. Het is ook hier de toon die de muziek maakt.
Verder moet bedacht worden dat rechtszaken niet voor niets openbaar zijn. De samenleving kan er wat van leren, bijvoorbeeld dat eenieder weet hoe het hem vergaat als hij zich aan een dergelijk delict schuldig maakt. Ook geldt dat een krant een eerlijk beeld van de samenleving dient te geven. Zou er in een krant vrijwel nooit een rechtbankverslag staan, dan zou gemakkelijk de gedachte kunnen postvatten dat het tegenwoordig met het kwaad in de maatschappij wel meevalt.
Extra lastig is het wanneer de verdachte iemand uit de eigen gelederen is. De bevindelijk gereformeerde kring is niet zo groot en iemand is al snel voor het leven getekend. Aan de andere kant: als er nooit wordt bericht over de berechting van refo’s zou zomaar het beeld kunnen ontstaan dat wij met z’n allen mensen zijn die geen vlieg kwaad doen.
Zoals gezegd valt er ook weleens wat te genieten in de rechtszaal. Rotterdamse havenstakers hadden een boot met werkwillige collega’s geënterd en daarbij was het niet zachtzinnig toegegaan. Het verdachtenbankje zat helemaal vol met ruwe bolsters. Plotseling stonden er twee op om de zaal te verlaten. Verbaasd keek de rechtbankpresident op. „Waar gaat de reis heen, heren?” reageerde hij gevat. In plat Rotterdams antwoordde een van de verdachten: „Magge we effe plasse.” „Ja hoor”, zei de rechter, „gaat u maar effe plasse.” De hilariteit was groot.