Christelijke hoop contra maakbaarheid van het Koninkrijk
Prof. dr. A. van de Beek keert zich tegen elk maakbaarheidsdenken van het Koninkrijk van God, maar drs. Andries Knevel komt tegenwoordig nergens meer „programmatische christenen” tegen, noch bij evangelischen noch bij reformatorischen, zo zei hij vrijdag in Veenendaal.
Prof. Van de Beek erkende dat, maar „daarvoor is in de plaats gekomen dat we ons eigen leven prima vinden en dáár een programma van maken. We hebben het nu steeds over discipelschap en navolging, maar belangrijker is dat we sterven in Christus en dat vieren in de eucharistie.”
De oud-hoogleraar theologie zei dat vrijdag in Veenendaal tijdens een symposium over zijn boek ”Mijn Vader, uw Vader”. De context van zijn theologie is God de Almachtige, zo typeerde hij zichzelf. „God is een hoge God, maar die hoge God is als de Lijdende in onze wereld ingegaan. Hij maakt mensen niet passief, maar zorgt ervoor dat ze zich inzetten voor de lijdende medemens. Maar je hebt er geen programma voor. Hoe meer je leeft vanuit de hoop, des te beter.”
Prof. dr. W. Verboom bracht daartegenin: „Er is toch nú al de werkelijkheid van Pasen, niet alleen huilen maar ook huppelen en vrolijk zijn?” Van de Beek erkende dat allemaal, maar het zijn maar „lichtflitsen” van de nieuwe opstandingswerkelijkheid, zo zei hij.
Dr. E. P. Meijering (Leiden) stelde dat Van de Beeks overtuiging dat we God alleen kennen via de gekruisigde Jezus, minder steun vindt in de traditie dan Van de Beek denkt. Dr. Peter-Ben Smit (Amsterdam) plaatste kanttekeningen bij het te mannelijke Godsbeeld van Van de Beek, dit in tegenstelling tot de veelsoortige beelden van God in de Bijbel en de Vroege Kerk. Van de Beek: „Ik spreek over de Vader in relatie tot de Zoon, dus volstrekt trinitarisch. Dat wil niet zeggen dat we deze relatie moeten toepassen op intermenselijke verhoudingen.”
Afwezige apologetiek
Dr. G. van den Brink (Amsterdam) miste bij Van den Beek aandacht voor de vele apologetische boeken die de redelijkheid van het geloof in God beargumenteren, van Alvin Plantinga tot aan Rik Peels. „Is de hele discussie over deze boeken in ons land aan Van de Beek ontgaan? Nu is het grote stappen snel thuis: verdieping in godsbewijzen hoeft niet.” Van den Brink kan veel leren van Van de Beek als die terugroept naar het geloof van de catholica, maar niet als hij „vanuit zijn private theologie op alles en iedereen kritiek heeft en dat blijkbaar ook ten koste kan laten gaan van de traditie van de kerk. Want als er iets is waarover de kerk het altijd eens is geweest, dan is het wel het geloof dat God bestaat en dat het redelijk is om dat te geloven. Dat is werkelijk maar geen buitenissigheid van neocalvinisten en rooms-katholieke scholastici, zoals Van de Beek het wil doen voorkomen.”
Dr. A. Leene (Zwolle) kritiseerde Van de Beeks stelling dat God aanzet tot zonde en lijden om daarin Zijn liefde te openbaren. De grote verrassing van Gods openbaring en liefde is niet slechts het kruis, maar ook de opstanding. „Als je de oorsprong van zonde en lijden bij God neerlegt, is de kans groot dat mensen passief worden. Het tegenovergestelde van passiviteit is geen activisme of triomfalisme, maar leven en handelen vanuit de hoop in Christus.”